Het aantal sperwers dat leeft op de hogere zandgronden in Nederland is de afgelopen twintig jaar met maar liefst twee derde afgenomen. Het aantal haviken is gehalveerd. Een tekort aan aminozuren die de dieren uit hun voedsel halen is daarvan de oorzaak. Dat blijkt uit onderzoek van Arnold van den Burg, bioloog verbonden aan de Radboud Universiteit. De resultaten van het onderzoek worden op 6 maart gepresenteerd op het symposium de “Verhongering van de natuur”.

ammoniakuitstoot
Foto via Wikimedia Commons

Oorspronkelijk kwamen sperwers vooral voor in bossen, maar inmiddels leven de roofvogels steeds vaker in parken, op het platteland, in tuinen en stedelijk gebied. Vooral op de voormalige stuifzand- en heideontginningen van de Veluwe komen de vogels nauwelijks meer voor. Ook bij bosrijke zandgronden in Overijssel, Drenthe en Brabant zijn de roofvogels zo goed als verdwenen.
Op dit moment leven er in Nederland nog maar tweeduizend sperwers en daarmee heeft ook deze diersoort zich helaas op de oranjelijst van bedreigde diersoorten geplaatst.

Volgens Van den Burg heeft de afname van de populatie roofvogels in deze gebieden te maken met een opnametekort van bepaalde aminozuren in het voedsel van de dieren.

‘Er is wel voedsel te vinden in de bossen, maar dat is niet van voldoende kwaliteit, waardoor de vogels niet tot broeden komen. Ze krijgen onvoldoende voedingsstoffen binnen om eieren te produceren. Ze kunnen zich dus niet voortplanten en achterblijvers verplaatsen zich naar voedselrijkere gebieden’, aldus de bioloog.

Onderaan de voedselketen, bijvoorbeeld door eikenbomen, worden de aminozuren geproduceerd die essentieel zijn voor de vogels. Uit de lucht wordt stikstof gehaald en uit de bodem mineralen. Door verzuring van de bodem zijn er te weinig mineralen en als gevolg van de ammoniakuitstoot zit er te veel stikstof in de lucht. Gevolg is dat de bomen niet de juiste voedingsstoffen in hun blad kunnen krijgen om aminozuren aan te maken.

De stikstof wordt in plaats van in aminozuren omgezet in andere zogenaamd stikstofhoudende verbindingen die mogelijk giftig zijn voor rupsen. De vogels die deze rupsen eten dienen weer als voedsel voor de sperwers. Zo heeft dus de verzuring van de bodem en de uitstoot van ammoniak een direct verband met de teruggang van de populatie roofvogels.

Van de Burg vond ook in andere onderzoeken aanwijzingen dat de afname van de populaties vogels onder andere te maken heeft met aminozuurtekort. Zangvogels bijvoorbeeld blijken op mineraalarme bodems in bossen op de Zuid-West Veluwe problemen te ondervinden met het doorgeven van vitamine B2 in hun eieren. Ook dat blijkt een aminozuurafhankelijk proces.

‘Door milieu-invloeden is het bosecosysteem aangetast, wat je terugziet in de vitaliteit van de eikenboom, de overleving van vlinderrupsen, de vitamine-B-huishouding van zangvogels en de stand van de roofvogels. Herstel is wenselijk, maar moeilijk. Je zou kunnen denken aan het bemesten van de verarmde bodems met mineralen, zodat het evenwicht met de aanwezige stikstof wordt teruggebracht. Maar we willen het voedselarme karakter van de gronden ook niet te zeer aantasten, omdat dat ook een cultuurhistorisch gegeven is. Het gaat om de juiste balans voor het juiste stuk grond. We moeten ook oppassen dat we met bodemverrijking niet een ander landschap creëren dat niet meer lijkt op het oorspronkelijke’, aldus Arnold van den Burg.

Bron: Vroege Vogels ©PiepVandaag.nl