Pasen is niet alleen de tijd van lammetjes in de wei, maar ook van koeien. Na de winterperiode gaan de staldeuren weer open en komen de koeien naar buiten gedanst. Althans, zo zou het moeten zijn. Voor bijna een op de drie koeien in Nederland – een half miljoen in totaal – blijven de staldeuren gesloten. Zij moeten hun hele leven binnen staan. En hun aantal dreigt de komende jaren verder toe te nemen. Maar gelukkig is staatssecretaris Dijksma er nog. Of niet?

waagstuk
Foto: Hans Splinter/Flickr

Deze week kwam een einde aan het melkquotum, het systeem waarmee de melkproductie de afgelopen 32 jaar binnen de EU binnen de perken werd gehouden, ter voorkoming van boterbergen, melkplassen en mestmoerassen. Gevolg is dat melkveehouders nu kunnen uitbreiden. Velen bouwen steeds grotere stallen waarbij voor weidegang geen plek is. Slecht voor het landschap, de weidevogels en bovenal voor de koeien, die niet meer kunnen grazen en belemmerd worden in hun natuurlijk sociaal gedrag. Ook voor de boer overigens geen onverdeeld genoegen: steeds meer boeren houden ermee op, prijsschommelingen dreigen groter te worden en schaalvergroting geldt ook voor schulden. Bovendien, Wageningen Universiteit berekende opmerkelijk genoeg dat grotere bedrijven die weidegang toepassen economisch beter scoren dan zij die  hun koeien op stal houden. Niettemin, datzelfde onderzoek laat zien dat zonder ingrijpen in 2025 nog maar een op de drie koeien in de wei komt.

Hoe dit tij te keren? Staatssecretaris Dijksma had een gouden kans. Melk mag ongelimiteerd geproduceerd worden, de bijkomende mest niet. Daarom was een mestwet nodig waarin via een algemene maatregel van bestuur nadere eisen gesteld worden om een zekere mate van ‘grondgebondenheid’ te verzekeren. Dat helpt weidegang mogelijk te maken, maar biedt geen garantie. Ook weidegang had bij bedrijfsuitbreiding een verplichting kunnen zijn, maar dat ontbreekt in het voorstel dat Dijksma afgelopen maandag presenteerde. Gemiste kans dus. Gezien de radicale positie van de VVD die geen enkele regel rond grondgebondenheid wilde, overigens niet verwonderlijk.

Het valt in Dijksma te prijzen dat ze het hier niet bij heeft laten zitten. Tegelijk met de nadere regels voor grondgebondenheid komt ze ook met een doelstelling: het percentage koeien met weidegang moet in 2020 opgelopen zijn tot tachtig procent. Dat is een ambitieus doel, dat waarschijnlijk hoger uitvalt dan wanneer alleen op verplichte weidegang bij uitbreiding geleund zou worden. Bovendien, het kan rekenen op veel groter draagvlak binnen de sector, wat van groot belang kan zijn. Tenslotte is het een doelstelling die een perspectief biedt voor langere termijn. Als in vijf jaar het percentage weidegang van zeventig naar tachtig procent kan oplopen, moet het mogelijk zijn om in 2030 weidegang voor alle koeien in Nederland te realiseren.

Tegelijkertijd is de weg die Dijksma gekozen heeft een waagstuk. Want hoe haar doelstelling gerealiseerd zal worden, is verre van duidelijk. De enkele concrete maatregelen die ze heeft genoemd, – onder meer kennisontwikkeling bij melkveehouders – zullen zeker niet toereikend zijn. Veel zal daarom ook afhangen van de inspanningen van andere partijen: onder meer de zuivelcoöperaties, banken en vooral ook de supermarkten, die in hun assortiment moeten overschakelen op gegarandeerde weidezuivel. En ook de individuele zuivelconsument kan zijn of haar steentje bijdragen door uitsluitend kaas, boter, kwark en andere zuivelproducten te gebruiken met weidemelkgarantie of biologisch keurmerk. Voor wie dat al niet doet, is het Paasontbijt is een mooi moment om daarmee te beginnen.

Pascal de Smit, directeur World Animal Protection Nederland

© PiepVandaag.nl