Uit een nieuw onderzoek van Stichting Bargerveen blijkt dat de eieren van graspiers entapuiten hoge dioxinewaarden bevatten. Mogelijk veroorzaken deze gifstoffen de vastgestelde embryonale afwijkingen, maar daar is nog verder onderzoek voor nodig. 

nest met eieren
Foto: Wikimedia Commons

Het onderzoek heeft zich toegespitst op twee Nederlandse natuurgebieden; het Noord-Hollands Duinreservaat en het Aekingerzand, een stuifzandgebied in Drenthe. De dioxines in de eieren zijn vermoedelijk afkomstig van insecten die deze gifstoffen opnemen uit de bodem. De eerste resultaten zijn deze week gepubliceerd in het Vakblad voor Natuur, Bos en Landschap.

Omdat dioxines via de lucht verspreid worden, verwachten de onderzoekers dat zangvogels op veel meer plaatsen blootstaan aan de gevolgen van dioxinevergiftiging dan tot nu toe werd aangenomen.

Dioxines komen vooral vrij bij verbrandingsprocessen uit bijvoorbeeld industrie en verkeer. Eenmaal neergeslagen in de bodem binden dioxines sterk aan bodemdeeltjes en hopen daardoor op in de bovenste bodemlagen. Doordat dioxines zeer persistent zijn, kan een vervuiling die in het verleden is veroorzaakt nu nog steeds grote gevolgen hebben. De zorg bestaat dat zelfs bij een lage uitstoot van dioxines de concentraties in de bodem hoger worden. Het vermoeden is dat bodembewonende insecten veel dioxinen opnemen en vervolgens in hun vetweefsel ophopen. Zangvogels die van deze insecten eten worden op deze manier via het voedsel besmet.

Vervolgonderzoek

Vervolgonderzoek moet uitwijzen hoe de stapeling van dioxinen in natuurgebieden verloopt, welke diersoorten een hoge blootstelling ondervinden en welke oplossingsrichtingen er zijn.

Vogelbescherming Nederland maakt zich naar aan leiding van de resultaten van het onderzoek naar dioxine vergiftiging bij graspiepers en tapuiten grote zorgen. Herstel van de populaties van deze zangvogels wordt door de aard van de bedreiging een zware opgave. Het onderzoek geeft eveneens aanleiding om te veronderstellen dat andere vogels ook door dioxines in de problemen komen. Voor de bescherming van vogels en natuur in Nederland pleit VBN dan ook voor grootschalig vervolgonderzoek.

Dit vervolgonderzoek dient zich in ieder geval te richten op de mate waarin andere vogelsoorten bedreigd worden door de gesignaleerde vergiftiging. Ook wil VBN weten in hoeverre deze vervuiling zich verspreid heeft over Nederland en hoe we de historische vervuiling kunnen aanpakken, zodat de natuur niet meer in gevaar is.

Vogelbescherming Nederland doet een dringend beroep op de overheid om dit vervolgonderzoek mogelijk te maken. Daarnaast moet er strenger toezicht zijn op potentiële vervuilers.

Bron