Fokprogramma´s in gevangenschap om biodiversiteitsverlies tegen te gaan, leiden vaak tot fysieke en gedragsveranderingen bij dieren. In gevangenschap gefokte dieren kunnen zich na vrijlating moeilijk redden in het wild. Tevens beïnvloedt het paren met wilde soortgenoten in sommige gevallen de wilde populatieomvang juist negatief. Zo blijkt uit een recente studie van de Australian National University, gepubliceerd in het tijdschrift Biological Reviews.

gevangenschap
In gevangenschap gefokte dieren hebben moeite met overleven in het wild | Foto: Publiek domein

In de strijd tegen biodiversiteitsverlies spelen fokprogramma´s in gevangenschap wereldwijd een belangrijke rol. Het doel is om een wilde soort te beschermen en uit te breiden door deze te fokken en later vrij te laten in de natuur, waar deze zich kan samenvoegen met de wilde soortgenoot.

De ruimte waarin het dier opgroeit verschilt aanzienlijk van het wild, waardoor de selectiedruk in gevangenschap eveneens totaal anders is. Factoren die in de natuur van groot belang zijn, zoals klank, volumen en vleugelspanwijdte, doen er in gevangenschap niet toe.

Daarentegen kan er door gericht te fokken, rekening houdend met mogelijke bedreigingen of belemmeringen, een kwetsbare soort zich wel degelijk herstellen.

Fenotypische verschillen

Het onderzoek heeft zich gebaseerd op eigen bevindingen evenals wereldwijde resultaten uit ander onderzoek. Zo is gebleken dat leeuwen en andere carnivoren die in gevangenschap zijn gefokt, een andere schedelbotvorm en minder bijtkracht hebben dan hun wilde soortgenoten. Waarschijnlijk komt dit doordat hun dieet bestaat uit gemalen vlees in plaats van natuurlijke prooien.

Bij in gevangenschap geboren monarchvlinders, blijken de vleugels een andere vorm te hebben aangenomen en zijn tevens minder krachtig dan bij monarchvlinders in het wild. Deze vlindersoort legt onder normale omstandigheden migratievluchten van duizenden kilometers af.

Ook bij de bedreigde oranjebuikparkiet in Australië zijn de vleugels van vorm veranderd in de populatie die in gevangenschap zijn opgevoed. Ze zijn korter en minder puntig, wat de migratie sterk belemmert. En de geschubde lelhoningeter, een Australische zangvogel die ook op de lijst van bedreigde soorten staat, is korter en simpeler gaan zingen in gevangenschap. Het gevolg hiervan is dat deze bij vrijlating in het wild minder aantrekkelijk wordt gevonden door het andere geslacht.

De Australische dwergbuidelmarter ondervindt ook moeilijkheden. Het bodemdier heeft namelijk afgeleerd zich te weren tegen roofdieren, doordat het zich gedurende ongeveer 13 generaties heeft bevonden op een roofdiervrij eiland. Kortom, het fokken van bedreigde diersoorten draagt niet per definitie bij aan de veerkracht van een soort.

Adaptief fokken

Gericht fokken is essentieel om het verlies van biodiversiteit tegen te gaan. Zo is de wilde oranjebuikparkiet geheel vermengd met de gefokte populatie. Hun overleving is daarom sterk afhankelijk van het fokprogramma. Momenteel wordt onderzocht of het hoge aantal sterfgevallen tijdens de migratievluchten tussen Tasmanië en het vaste land van Australië gelinkt is aan de waargenomen veranderingen in de vleugels. Door te doen, leer je, vindt Dr. Dejan Stojanovic, co-auteur van het gepubliceerde onderzoek. Hij heeft de oranjebuikparkiet jarenlang bestudeerd. De eerste uitzetting van de gefokte soort was geen succes. Alle dieren stierven. De manier van aanpak bij het fokken is aangepast en uiteindelijk is het gelukt de populatie te herstellen. Inmiddels is de wilde populatie uitgegroeid tot de grootste populatie in het wild met een duidelijke bijdrage van de gefokte soort. Dr. Dejan Stojanovic:

“Grote veranderingen in fenotypen van dieren leken slechts geïsoleerde gevallen, maar het is iets dat wereldwijd alles beïnvloedt, van vlinders tot olifanten.”

Preventie biodiversiteitsverlies

Volgens Dr. Marissa Parrott, voortplantingsbioloog bij Zoos Victoria, is fokken in gevangenschap nu een essentieel hulpmiddel. Zoos Victoria heeft decennialang een fokprogramma uitgevoerd met de Tasmaanse buideldas, waarbij dieren werden gegenotypeerd en roofdieren werden herkend en vermeden. Het dier stond geregistreerd als uitgestorven in het wild en dankzij het programma is de status gezakt naar bedreigd.

Wereldwijde inspanningen om bepaalde soorten in stand te houden hebben ertoe geleid tot wetenschappelijke vooruitgang, naar zeggen van Parrott. Uit een onderzoek waaraan zij heeft deelgenomen, is bijvoorbeeld gebleken dat de in gevangenschap levende Tasmaanse duivels en die in het wild vergelijkbare patronen van gebitsslijtage hebben, maar een andere snelheid. Dr. Marissa Parrott:

“De International Union for Conservation of Nature (IUCN) zegt dat meer dan tweeduizend soorten wereldwijd fokprogramma’s in gevangenschap nodig hebben om uitsterving te voorkomen.”

Herintroductie

Gedragsbioloog bij Taronga Conservation Society Dr. Ben Pitcher maakte geen deel uit van het onderzoek van de Australian National University, maar heeft gewerkt bij het fokprogramma van honingeters. De in gevangenschap gefokte populaties moeten opnieuw leren zingen door het beluisteren van opgenomen liedjes die door de wilde populatie zijn gezongen. Op deze manier kunnen zij beter integreren in het wild. Ben Pitcher:

“We hebben een groep vogels die in een dierentuin zijn opgevoed en die behoorlijk goed zingen; we hopen dat zij in staat zullen zijn om te docenten te worden voor de volgende generatie.”

Volgens Pitcher is het het beste om vroegtijdig in te grijpen, zodat een fokprogramma niet nodig is.

“Wat we wel moeten onthouden wanneer we deze dieren vrijlaten, is dat er een reden is dat ze momenteel niet in de omgeving zijn. De grootste uitdaging voor elk herintroductieprogramma is het aanpakken van belangrijke bedreigende factoren in het wild.”

Bronnen:

©AnimalsToday.nl Jennie Cools