Reactie op IMARES-rapport Welzijn en bedwelmen van krabben en kreeften: een literatuurstudie (2015).

Er is de afgelopen jaren meer systematische en publieke aandacht ontstaan voor de ruwe behandeling van kreeften en krabben in verband met vangst, vervoer en doden, vooral het levend koken, van deze dieren (zie hierover www.vissenbescherming.nl). Dit heeft in 2014 geleid tot de door de Tweede Kamer aangenomen motie van Esther Ouwehand (PvdD), waarin de staatssecretaris van EZ, Sharon Dijksma, wordt verzocht om te onderzoeken of kreeften en krabben eerst elektrisch verdoofd kunnen worden voordat ze gekookt worden. De elektrische verdoving van deze dieren gebeurt al sinds ruim 5 jaar in verschillende landen, waaronder Engeland, De Verenigde Staten en Noorwegen, met behulp van een speciaal hiervoor ontwikkeld apparaat, de crustastun.

kreeften en krabben

Staatssecretaris Dijksma heeft vervolgens Wageningen UR verzocht om te onderzoeken of elektrische verdoving van kreeften en krabben mogelijk is. Dit heeft in mei 2015 geresulteerd in het rapport Welzijn en bedwelmen van krabben en kreeften: een literatuurstudie van onderzoeksinstituut IMARES van Wageningen UR., opgesteld door de onderzoekers Hans van de Vis (IMARES), Marien Gerritzen(Wageningen UR Livestock Research), Gert Flik (Radboud Universiteit Nijmegen) en Kees Goudswaard (IMARES).

In het rapport wordt gesteld dat de wetenschappelijke kennis rond (neuro)fysiologie en gedrag van de kreeften en krabben beperkt is en dat het daardoor nog niet mogelijk zou  zijn om te zeggen of deze dieren pijn kunnen ervaren. Over het elektrisch verdoven van kreeften en krabben door middel van de crustastun is in 2010 een rapport gepubliceerd door D. Neil (The effect of the Crustastun on nerve activity in crabs and lobsters) waarin de effecten van de elektrische verdoving op het zenuwstelsel van de kreeften en krabben zijn geregistreerd. Hierbij zijn wel metingen verricht aan de circum-oesofageale (gebied rond de slokdarm) connecties met de twee centrale zenuwstrengen van deze dieren, maar niet aan het circum-oesofageale cerebrale ganglioncomplex. Volgens de samenstellers van het rapport Welzijn en Bedwelmen is niet duidelijk geworden of de toegepaste elektrische verdoving door de crustastun onmiddellijk bewusteloosheid veroorzaakt. Zij adviseren daarom om eerst hiernaar onderzoek te doen en schatten dat dit 4,5 jaar zal duren. Staatssecretaris Sharon Dijksma heeft onlangs besloten om een dergelijk onderzoek niet te gaan financieren, maar af te wachten wat buitenlandse onderzoeken, met name een Iers onderzoek, in de toekomst aan resultaten zullen opleveren. Zij karakteriseert het internationale onderzoek op dit terrein als nog staande ‘in de kinderschoenen’. In het rapport van IMARES wordt overigens geen melding gemaakt van een Iers onderzoek. Dit afwachten kan uiteraard gemakkelijk ontaarden in op de lange baan schuiven. Dit laatste staat haaks op de zorgplicht van de Nederlandse overheid tegenover dieren die in Nederland op een wrede manier levend worden gekookt (Artikel 1.4 van de Wet dieren).

Het wetenschappelijk onderzoek van de afgelopen jaren heeft naar het oordeel van tal van onderzoekers inmiddels al voldoende indicaties opgeleverd dat kreeften en krabben in staat zijn om pijn te ervaren. Het betreft dieren waarvan het gedrag voldoet aan een groot aantal criteria van pijnervaring en die desondanks minutenlang het kookproces moeten doormaken om gedood te worden. De staatssecretaris stelt na lezing van het rapport dat de kennis over de (neuro)fysiologie en het gedrag van kreeften en krabben zeer beperkt is. Dat is helaas inderdaad ook wel overwegend de teneur van het rapport.

Wij zijn het wat betreft dit punt van de pijnervaring – en daar gaat het hier om – echter niet met de samenstellers van het rapport eens. Wij menen dat het rapport geen goed beeld geeft van de stand van zaken rond het pijnonderzoek bij kreeften en krabben. In het algemeen wordt bij het pijnonderzoek verschil gemaakt tussen pijnervaring en nociceptie. Nociceptie is een fysiologische reflexreactie op een negatieve prikkel die niet gepaard gaat met een pijnervaring. Van pijn is pas sprake indien de reactie voldoet aan bepaalde door de onderzoekers in de loop der jaren vastgestelde criteria. Indien de reactie op negatieve prikkels niet aan die criteria voldoet, dan is er wetenschappelijk gezien geen bewijs of aanwijzing dat er sprake is van pijn. Dat kan vanzelfsprekend enorme negatieve gevolgen hebben voor de dieren die door de mens worden gehouden of gevangen. In dat geval is er immers praktisch geen basis voor wet- en regelgeving ter verbetering van de behandeling van de betreffende dieren. Dit speelt speciaal bij de dieren die ver van de mens afstaan zoals de ongewervelde dieren, waaronder de kreeften en krabben.

De samenstellers van het rapport stellen mijns inziens onterecht dat de wetenschappelijke kennis vooralsnog te beperkt is om ’te kunnen concluderen dat het ervaren van pijn mogelijk of juist onmogelijk is bij deze dieren’ (p.4). Dat doet te weinig recht aan de actuele stand van het onderzoek naar het gedrag en de fysiologie van deze dieren. Hier zijn in de laatste tien jaar immers grote vorderingen gemaakt. Er zijn tal van studies verschenen naar de verschillende vormen van gedrag die door kreeften en krabben als reactie op negatieve prikkels worden tentoongespreid en die voldoen aan de criteria van pijnervaring.

Een belangrijke publicatie over die criteria, die in het rapport wordt besproken, is het overzichtsartikel Defining and assessing animal pain van Lynne U. Sneddon, Robert W. Elwood, Shelley A. Adamo en Matthew C. Leach (Animal Behaviour 97 (2014) 201- 212). Zij beschouwen pijn als een negatieve prikkel die het dier stimuleert om een dergelijke prikkel te vermijden of af te zwakken teneinde te kunnen overleven. Ze zien pijn als een belangrijk overlevingsinstrument binnen de evolutie, dat niet is voorbehouden aan de mens of de zoogdieren of de gewervelde dieren die het dichtst bij de mens staan.

Op basis van de verrichte onderzoeken naar de pijnbeleving van o.a. zoogdieren, vogels, amfibieën/reptielen, beenvissen, weekdieren (cephalopoda), kreeften en krabben (dekapoda) en insecten onderscheiden zij 17 criteria voor pijnervaring en vermelden zij in een tabel welke van deze criteria bij de verschiilende diergroepen zijn vastgesteld. Voor kreeften en krabben zijn dat onder andere de aanwezigheid van nociceptie (reflexachtig reageren op pijn), zenuwbanen die leiden naar een centraal zenuwstelsel, reageren op pijnstillers, het uit de weg gaan van schadelijke prikkels, gedragsveranderingen, en afweging van voor- en nadelen in reacties op negatieve prikkels. De kreeften en krabben scoren op 14 van de 17 criteria positief, wat wil zeggen dat er sprake is van een breed spectrum van gedragingen die als even zovele indicaties kunnen gelden voor het ervaren van pijn. De onderzoekers pleiten er daarom voor om deze gedragingen niet afzonderlijk als ‘bewijs’ voor pijn te hanteren of af te doen als pijnloze reflexhandeling, maar ze als een samenhangend geheel te beschouwen. Als dieren buiten gerede twijfel aan de gemelde pijncriteria voldoen, moeten we ze ook in staat achten om pijn te ervaren. Voor de kreeften en krabben die evenals de vissen aan 14 van de 17 criteria voldoen, kan dus gesteld worden dat er een samenhangend systeem van aanwijzingen aanwezig is, dat zij pijn kunnen ervaren. De drie pijncriteria waaraan zij niet voldoen zijn trouwens nog niet getest op kreeften en krabben en kunnen daarom volgens één van de auteurs, Robert B.

Elwood, ook niet als argument tegen de pijnervaring bij deze dieren worden aangevoerd. Het gaat om het gebruik van pijnstillers door de dieren zelf en om hun vermogen om de pijn zelf te verzachten (persoonlijke mededeling van Elwood aan Ton Dekker).

In het rapport wordt ook de positie van Robert W. Elwood als meest prominente onderzoeker van kreeften en krabben in deze pijndiscussie niet juist weergegeven. Van zijn vele publicaties worden er slechts twee enigszins gedateerde uit respectievelijk 2009 en 2011 vermeld. Hierin stelt Elwood zich nog wat voorzichtig op waar het gaat om de mogelijkheid van pijnervaring bij kreeften en krabben. In zijn artikel uit 2012 (Evidence for pain in decapod crustaceans) spreekt hij echter al over een zeker vooroordeel van onderzoekers tegenover ongewervelde dieren omdat zij bepaalde gedragingen wel van gewervelde dieren, maar niet van ongewervelde dieren als pijnreacties beschouwen. In zijn publicatie, samen met Barry Magee, van 2013, alsmede het bovenvermelde overzichtsartikel uit 2014, blijkt hij dankzij zijn eigen onderzoek en dat van anderen nog veel sterker overtuigd te zijn van het vermogen van kreeften en krabben om pijn te kunnen ervaren.

Al met al wekt het rapport hierdoor helaas ten onrechte de indruk dat er nog maar heel weinig over de pijnervaring bij kreeften en krabben bekend is. Hierdoor dreigt het gevaar dat het Ministerie van Economische Zaken weer een tijd lang gaat stellen dat het onderzoek hiernaar nog ‘in de kinderschoenen’ staat, en dat het daardoor niets voor deze dieren kan doen.

Zoals eerder opgemerkt heeft de overheid ethisch gezien een zorgplicht ten aanzien van dieren, zeker ook ten aanzien van de kreeften en krabben die op zo’n wrede manier worden gedood. Dit heeft in het recente verleden geleid tot opname van een apart artikel (1.4) over de zorgplicht in de Wet dieren. Interessant is het om te zien hoe de auteurs van het Engelse overzichtsartikel dit onder woorden brengen: Zij verklaren dat ze accepteren dat niet met 100 procent zekerheid voor iedere diersoort kan worden vastgesteld dat die in staat is pijn te ervaren. Maar vanuit het voorzorgprincipe zouden we bij dieren die duidelijk voldoen aan de criteria voor pijnervaring om ethische redenen hun welzijn moeten waarborgen. Hierbij geldt dat het beter is om teveel dan te weinig bescherming te bieden. De Nederlandse samenstellers van Welzijn en bedwelmen van krabben en kreeften lijken dit statement ook belangrijk te vinden omdat ze de betreffende Engelse passage letterlijk in hun rapport citeren, maar ze spreken dit in hun advies aan de staatssecretaris niet zelf uit.

Een teleurstellend rapport.

Ton Dekker
Voorzitter Vissenbescherming

©PiepVandaag.nl