De door de Japanse regering en door de walvisindustrie gegeven rechtvaardiging van het doorgaan met het afslachten van walvissen zijn door een in Tokyo uitgekomen rapport van de IFAW (International Fund for Animal Welfare) de grond in geboord.

Walvis - walvisvangst
Foto: Eggz via Compfight cc

Het rapport heet ‘De economie van de Japanse walvisvaart’ en bevat een groot aantal statistieken, van officiële bronnen afkomstig. Wat Dr. Ralf Sonntag, directeur van IFAW Duitsland, het meest schokte was de hoeveelheid belastinggeld die in een product was verdwenen dat nog maar door zo weinig mensen wordt gekocht:

“Het verrassendste voor mij was dat er de laatste 25 jaar zo’n $400 miljoen aan is uitgegeven en dat is ontzettend veel geld. Dat had toch veel beter besteed kunnen worden dan aan het ondersteunen van een industrie die zonder overheidssteun ten dode opgeschreven is.” 

Dankzij steun van bureaucraten binnen de Japanse Visserijraad en van conservatieve ministers, gebruikt de walvisvloot momenteel een maas in het net van de regels van de International Whaling Commission (IWC), welke walvisvaart in het walvisreservaat in de zuidelijke oceaan verbieden: namelijk walvisvaart “voor wetenschappelijke doeleinden”.

Het reservaat is door de IWC in 1994 vastgesteld en moet een gebied van 50 miljoen vierkante kilometer rondom Antartica omgeven waarbinnen geen walvisvaart mag plaatsvinden. Japan omzeilt dit door te beweren dat de in deze wateren geharpoeneerde walvissen onderdeel zijn van een onderzoeksprogramma en dat de Japanse consument alleen bijproducten daarvan koopt.

Sonntag vindt dit een cynische verdraaiing van het besluit van de IWC en is met het nieuwe rapport in Tokyo bij het corps diplomatique om voor dit onderwerp aandacht te vragen.

“Het Duitse publiek is sterk tegen het vangen van walvissen gekant en de meeste mensen met wie ik spreek weten heel goed dat die Japanse verhalen over wetenschappelijk onderzoek flauwekul zijn. Het Duitse parlement heeft zich unaniem tegen walvisvaart uitgesproken en maakt zich er sterk voor dat de drie landen die daar nu nog mee bezig zijn – Japan, IJsland en Noorwegen – daar mee gaan stoppen. Daarbij is het belangrijk om met de Japanse maatschappij in dialoog te gaan en volgens mij is het van het grootste belang dat de mensen hier het kritisch gaan bekijken. Ons rapport toont aan dat er in de walvisindustrie enorm veel subsidiegelden zitten en dat voor een volkomen onnodig product, omdat het de mensen er niet op zitten te wachten.” 

Het onderzoek is voor de IFAW door Japanse ondernemingen uitgevoerd en het schetst een lang niet zo rooskleurig beeld als de walvisautoriteiten van dezelfde cijfers hebben. Zo wordt de Japanse walvisvloot voor ongeveer ¥782 miljoen (bijna $8,5 miljoen) per jaar gesubsidieerd; desondanks opereert het Instituut voor Cetacean Research (Cetacea betekent walvissen) elk jaar met verlies.

Tegelijkertijd bedraagt de Japanse consumptie van walvisvlees nog maar 1% van de top in de jaren zestig, en de voorraden van onverkocht walvisvlees zijn tot bijna 5000 ton gestegen –meer dan vier maal de hoeveelheden van vijftien jaar geleden. Zelfs een advertentiecampagne en een aantal veilingen konden de verkopen niet stimuleren: men bleef met driekwart van het vlees zitten.

Het rapport brengt ook in de openbaarheid dat de Japanse regering krachtige stappen onderneemt om de koers van de IWC een voor Japan meer welgevallige richting op te krijgen: in ruil voor ontwikkelingsgeld vraagt Japan aan bepaalde leden om voor hun kant te kiezen.

Dat Japan waardevolle “wetenschappelijke walvisvaart” verricht is weer gebleken een leugen te zijn, want ondanks dat Japan sinds 1988 14.000 walvissen doodde, heeft het onderzoek geen enkel van zijn beoogde doelen gehaald.

Een gedeelte van het rapport behandelt het doorsluizen van geld naar onder andere de walvisindustrie, geld dat bedoeld was om gemeenschappen die door de aardbeving en tsunami van 11 maart 2011 in Tohoku waren getroffen, te ondersteunen. Het blijkt te gaan om ongeveer ¥2,28 miljard ($24 miljoen).

De laatste vijfentwintig jaar hebben rechtstreekse walvissubsidies van het Ministerie van Landbouw de Japanse belastingbetaler meer dan ¥30 miljard ($316 miljoen) gekost. Niet dat het Japanse publiek nu erg happig is op het eindproduct, blijkt uit het rapport. Meer dan 54% van de Japanners staat onverschillig tegenover walvisvangst en maar 11% antwoordde in de enquête dat zij vindt dat Japan met het programma moet doorgaan. Bijna 90% van de ondervraagden verklaarde dat zij de laatste twaalf maanden geen walvisvlees had gekocht en 85% was er tegen dat miljarden yen aan belastinggeld aan een nieuw fabrieksschip zou worden uitgegeven.

Sonntag wijst er ook op dat de bewering dat de walvisvangst een belangrijk onderdeel is van de Japanse cultuur en traditie, onjuist is omdat walvisvaart pas op industriële schaal werd geïntroduceerd in de magere jaren net na de tweede wereldoorlog.

“In ieder geval zijn andere landen die op volle zee walvisvaart bedreven er mee gestopt, omdat ze er geen toekomst meer in zagen.” 

Volgens Patrick Ramage, de directeur van het mondiale walvisprogramma van IFAW, zijn de besprekingen van de afgelopen dagen met Japanse politici “zeer positief” verlopen en veel van hen waren zich er van bewust dat de publieke woede over de onthulling dat er noodhulp van de aardbeving en tsunami van maart 2011 naar de walvisvaart was doorgesluisd, zeer groot was.

Hij voegde daar aan toe dat er ook hernieuwde belangstelling was voor het voorstel van IFAW voor een alternatief voor walvisvangst: walvisspotten. Hiervoor zijn geen overheidssubsidies nodig, maar het genereert wel veel inkomsten door toerisme.

Ramage zegt:

“De goede mensen in Japan betalen miljarden om een stervende industrie op de been te houden. Als hun regering geld in het laatje wil krijgen en kustgemeenschappen wil helpen, dan moet het walvisspotten gaan ondersteunen.

Walvisvaart is in deze 21e eeuw een grote economische verliespost.”

Bron ©PiepVandaag.nl Jeanco Lapierre Armande