Met zo’n stellige uitspraak verwacht je natuurlijk een duidelijke uiteenzetting van het sociale leven van katten. Maar de manier waarop deze dieren met elkaar omgaan is nogal ingewikkeld. Dat komt omdat ze door domesticatie niet meer geheel solitair zijn, maar ook (nog) lang geen echt groepsdier. Hoe graag we dat laatste ook zouden willen, gezien het aantal meerkat huishoudens.

Katten
Zo gaan katten met elkaar om | Foto: Jesus Solana/Wikimedia

Met het gedrag van katten onderling kan het alle kanten op gaan. In het meest optimistische scenario zijn ze elkaars vrienden en vertonen ze sociaal gedrag. In dat geval  zoeken ze elkaar op, wrijven ze tegen elkaar, slapen ze in één mandje en wassen ze elkaar. De kans op dit soort vriendschappen is het grootst bij kittens die samen opgroeien. Maar wat als er geen sprake is van vriendschap?

Vriendschap
Niet bevriende katten gaan elkaar liever uit de weg. Ze lijken hun leefruimte te delen op basis van time-sharing: ze maken onderlinge afspraken over wie, waar en wanneer loopt, ligt of slaapt. Een dergelijk ‘uitgaansrooster’ of een verdeling van het gebied geeft ze de mogelijkheid om confrontaties uit de weg gaan. Daar kunnen we als eigenaar bij aansluiten door ons huis zodanig in te richten dat katten elkaar kunnen vermijden. Dat betekent zoveel mogelijk ruimte beschikbaar stellen, deuren open laten en bronnen zoals voer, kattenbakken en slaapplekken verspreiden. Zo bevorder je onderlinge tolerantie.

Naast vriendschap is verdraagzaamheid in de kattenwereld dus ook mogelijk. Maar er kan tussen katten ook een ronduit vijandige sfeer bestaan. Vliegen de plukken haar dan altijd in het rond? Nee, niet altijd. Agressie tussen deze dieren wordt vaak gemist door eigenaren omdat het heel subtiel kan zijn. Voorbeelden hiervan zijn staren of de doorgang blokkeren. Dit kan ertoe leiden dat een kat altijd de kamer verlaat wanneer een specifieke kat binnenkomt, of er voor zorgen dat ze niet bewegen in elkaars bijzijn. Hier voert de solitaire aard van de kat, die maakt dat soortgenoten worden gezien als concurrenten, de boventoon.

Er zijn dus katten die doodongelukkig worden als ze met een soortgenoot moeten leven,  die elkaar tolereren als er genoeg voorzieningen zijn en katten die juist ongelukkig worden zonder maatje. Je zult dus naar de individuele kat moeten kijken om te bepalen of je er goed aan doet om er een kat bij te nemen of het bij één kat te houden. Hoe sterk is zijn territoriumdrift? Hoe is de socialisatie met soortgenoten verlopen? Wat voor latere ervaringen heeft hij met andere soortgenoten? En wat is zijn persoonlijkheid? Niet eenvoudig, het (a)sociale leven van katten, maar wel zo interessant.

Yvon Sweere, Psycholoog en gedragstherapeut voor katten