Verbindingen tussen natuurgebieden zijn essentieel om onze wilde dieren te beschermen. Leefgebieden zijn erg versnipperd, tunnels en ecoducten bieden dieren de mogelijkheid toch veilig rond te trekken. Maar hoe weten dieren deze oversteekplaatsen te vinden?

ecoducten
Ecoduct Terlet | ©Lars Soerink Vilda natuurfotografen

In februari werd een otter doodgereden op de A12, extra treurig omdat de otter na bijna 40 jaar weer terug is in de Randstad. Gelukkig blijkt er nog een otter in de Nieuwkoopse Plassen te leven. Maar ook voor dit dier is het verkeer een grote bedreiging.

‘Het zou fantastisch zijn als het lukt om de otter, bijna veertig jaar nadat de otter uitstierf in het Groene Hart, weer een toekomst te geven. Het allerbelangrijkste daarbij is dat de gevaarlijkste wegknelpunten beveiligd worden met tunneltjes. Want het verkeer is doodsoorzaak nummer één voor de otter in ons land’, aldus Martijn van Schie, boswachter van Natuurmonumenten.

Volgens ecoloog en natuurfotograaf Lars Soerink zijn tunnels en ecoducten niet zo moeilijk te vinden. Vanwege de versnippering zoeken dieren langs randen van hun gebieden naar plekken waar ze over kunnen steken naar nabijgelegen gebieden.

‘Onderschat de intelligentie van veel (met name zoog-)dieren niet. De meeste tunneltjes worden uiteindelijk wel gevonden, maar worden vooral gebruikt als ze goed gedimensioneerd zijn voor de soorten die er gebruik van moeten maken. Hekken en trechters om de dieren de tunnel door te leiden zijn, ondanks die intelligentie, wel cruciaal. Een paddentunnel zonder schermen en/of greppels die de dieren naar de tunnel leiden heeft geen enkele zin.’

Oversteekplaatsen moeten goed worden afgestemd op de diersoort(en) die ze gebruiken. Zo is het bij dassentunnels noodzakelijk dat deze op een plaats komen te liggen waar ze hun vaste wissels hebben, met geleiding richting de buis aan weerszijden. Een dassentunnel in het Gooi kun je via deze webcam bekijken.

‘Voor veel zoogdieren is wel enige geleiding nodig, dat zie je ook bij de grote ecoducten. Kleine zoogdieren (zoals muizen) worden verleid door voor dekking te zorgen, in de vorm van stobbenwallen. Amfibieën en reptielen moet je zeker geleiden. Daarom zijn voor deze dieren juist lange geleidingsschermen aan weerszijden noodzakelijk. Zit daar een gaatje in of is het raster te laag, dan gaan ze er alsnog overheen of tussendoor’, aldus ecoloog Tim van den Broek, werkzaam bij Natuurmonumenten.

Gedragsonderzoek maakt deel uit van de creatie van een geschikte oversteekplaats.

‘Otters blijken nog wel eens een hekel te hebben aan sommige duikers in watergangen, en kiezen er dan voor om het water toch uit te gaan en alsnog de weg over te steken. Terwijl ze juist wel gebruik maken van de watergang als er een loopplankje boven het waterniveau is’, vertelt van den Broek.

ecoducten
Ecoduct Kikbeek Mechelse heide | ©Jeroen Mentens Vilda natuurfotografen

Een zeer belangrijk aspect van oversteekplaatsen is ook dat door ervoor te zorgen dat dieren kunnen rondtrekken, er genetische uitwisseling plaatsvindt tussen groepen van dezelfde diersoort, die anders van elkaar gescheiden zouden blijven.

‘Op deze manier wordt de kans op inteelt verkleind’, aldus Soerink.

Bron: Natuurmonumenten ©PiepVandaag.nl Angelique Lagarde