Onderzoekers hebben aangetoond dat wilde apen met potentieel dodelijke ziektes kunnen worden besmet door mensen die hen willen behoeden voor uitsterven. Mensen en grote apen zijn nauw aan elkaar verwant, waardoor ziektes van de ene op de andere soort kunnen overgaan. Er zijn gevallen bekend waarbij apen door mensen werden besmet met mazelen, longontsteking en griep, evenals een aantal andere soorten bacteriën, virussen en parasieten.

Gorilla
´Silverback´ gorilla | Foto: Wikimedia Commons

Maar zoals een vijftal recent gepubliceerde artikelen aantoont, is het probleem misschien nog groter.

Onderzoekers denken dat het intensieve contact tussen mens en dier in onderzoeks- en opvangcentra de verspreiding van ziekteverwekkers naar apen vergemakkelijkt.

Onderzoekers in Japan onderzochten bloedserum van veertien chimpansees in Japanse onderzoekscentra die zich met primaten bezighouden. Zij testten op antilichamen tegen 62 menselijke ziekteverwekkers. Tegen 29 hiervan bezaten de chimpansees antilichamen, wat bewijst dat zij er aan waren blootgesteld geweest. Zo was bewezen dat chimpansees in gevangenschap gevoelig zijn voor menselijke ziekteverwekkers.

Frieder Schaumberg van het Instituut voor medische microbiologie in Munster, en zijn collega’s in Duitsland, de Verenigde Staten en Uganda, publiceerden onlangs een verhelderende studie in het Amerikaanse tijdschrift Journal of Primatology. Zij vonden in chimpansees die in opvangcentra in Zambia en Uganda verbleven, grote hoeveelheden van de resistente bacterie Staphylococcus aurus, die zeer waarschijnlijk afkomstig was van de dierenartsen en de verzorgers. Deze ziektekiemen zijn lastig te bestrijden en ze kunnen huid- en weefselinfecties veroorzaken, maar ook ernstige aanvallen van longontsteking en bloedvergiftiging. Deze studie toont aan dat menselijke ziektekiemen kunnen worden overgebracht op apen die later in het wild zullen worden herplaatst. De onderzoekers zijn van mening dat plannen om de apen in het wild te herplaatsen moeten worden heroverwogen, om niet het risico te lopen dat onder zeldzame dieren resistente bacteriën worden verspreid. Men vindt dit al met al een zorgelijke ontwikkeling. Maar in hetzelfde nummer van het tijdschrift wordt beargumenteerd dat het nog te vroeg is om te overwegen te stoppen met de herplaatsingen in het wild.

  • Men denkt dat mensen, waarschijnlijk ecotouristen, in het Biwindi National Park in Uganda, op gorilla’s schurft en darmparasieten overbrachten.
  • Het menselijke metapneumovirus (hMPV: het veroorzaakt aandoeningen van de luchtwegen) is waarschijnlijk verantwoordelijk geweest voor de dood van berggorilla’s in Rwanda en chimpansees in het Tai National Park in Ivoorkust.

Het probleem is al enige tijd bekend en de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) heeft richtlijnen ontwikkeld voor herplaatsingen van zeldzame diersoorten in het wild. Deze richtlijnen bevelen aan om de dieren, alvorens ze vrij te laten, medisch te onderzoeken en ze in principe in quarantaine te plaatsen. Het instituut is van mening dat door het testen op menselijke ziektes en door besmette dieren niet los te laten het probleem kan worden vermeden.

Twee onderzoekers, Charles Nunn van de Universiteit van Harvard (Massachusetts) en Brian Hare van Duke (North Carolina), beiden experts op het gebied van de evolutionaire biologie van mensen en apen, geven, eveneens in Journal of Primatology, hun commentaar en zij bevelen research aan op een aantal gebieden.

Zo is het noodzakelijk om meer aan de weet te komen over de manier waarop antibiotica-resistente bacteriën zich verspreiden tussen individuele apen, en of deze in werkelijkheid tot meer ziektes en sterfte bij deze apen leiden. Andere ziekteverwekkers waarvan wij ons niet bewust zijn zouden zich ook tussen mensen en apen kunnen verspreiden. En jonge dieren zijn meer gevoelig voor besmetting aangezien deze vaker fysiek contact hebben met het personeel in de opvangcentra.

Het is moeilijk om het probleem op te lossen, gedeeltelijk omdat het overbrengen van ziektes op primaten zowel een praktisch als een ethisch probleem is. Zoals prof. Nunn en prof. Hare in hun artikel aangeven, blijft het terugzetten van apen in het wild een heksentoer: medewerkers van opvangcentra staan onder politieke druk, tijdsdruk en financiële druk, waardoor zij worden beperkt in hun mogelijkheden om nieuwe apen op te nemen, te verzorgen en weer vrij te laten. Zo nam de populatie van chimpansees in de opvangcentra van Pan African Sanctuary Alliance met 15% per jaar toe. Dit kwam doordat elk jaar 56 nieuwe apen werden opgevangen; allemaal weesdieren vanwege de handel in bushmeat.

Het herintroduceren van deze dieren is belangrijk, omdat het niet alleen individuele apen een toekomst geeft, maar het proces kan er ook toe bijdragen dat de plaatselijke bevolking zich bewust wordt van het belang van behoud van de natuur.

Natuurlijk kunnen ziektes ook van primaten op mensen worden overgedragen: de groep HIV-virussen die AIDS veroorzaken zijn van chimpansees en andere apen op mensen overgegaan, waardoor wereldwijd een gezondheidscrisis ontstond.

Onderzoekers van de Universiteit van Washington publiceerden aan het einde van het vorig jaar in de Journal of Primatology een literatuurstudie met een overzicht van de resultaten van 116 deskundigen die intensief contact hadden gehad met niet-menselijke primaten. 60% van deze onderzoekers rapporteerde dat ze door een primaat waren gekrabt en 40% was gebeten, hetgeen het risico op de overdracht van ziektes aantoonde.

Maar van het overbrengen van ziektes van de mens naar de aap is minder bekend.

  • Het bloedserum van meer dan 200 makaken uit dichtbevolkte gebieden in Singapore, Bangladesh, Gibraltar, Cambodja en Indonesië bevatte antilichamen tegen zowel menselijke- als vogelgriep, wat aantoont dat deze makaken aan deze virussen waren blootgesteld geweest en er wellicht gevoelig voor zijn.

Wilde apen worden ook op andere manieren aan menselijke ziekteverwekkers blootgesteld, bijvoorbeeld als apen fourageren in landbouwgebieden, als toeristen in contact komen met apen in hun natuurlijke habitat en door contact in het bos met mijnwerkers, bomenkappers of jagers.

De kern van het probleem is een moeilijk dilemma. Contact tussen mensen en apen ontstaat vaak doordat natuurbeschermers en onderzoekers, juist om deze te redden, dicht bij de apen moeten kunnen komen. Onderzoekers kunnen ziektes overdragen op de apen die ze bestuderen. De afgelopen jaren hebben primatologen discussies gehad over de mate waarin zij de wilde apen die zij bestuderen, bedreigen en wat daaraan te doen. Veel onderzoeksgroepen dragen tegenwoordig, als zij zich dicht bij de apen bevinden, gezichtsmaskers om te voorkomen dat zij via de lucht ziektes overdragen. Andere veiligheidsmaatregelen bestaan uit het desinfecteren van de schoenen voordat zij het bos betreden en het observeren van apen vanaf bepaalde veilige afstanden. Ecotouristen zouden deze voorzorgen trouwens ook moeten nemen.

Populaties van grote apen: de gorilla, chimpansee en orang-oetan, en van kleine apen: de gibbons, zijn over de hele wereld aan het afnemen, en volgens primatologen moet er alles aan gedaan worden om ze te redden. Onderzoekers moeten de dieren in het wild bestuderen om ze te begrijpen, en om betere methodes te vinden om ze te beschermen. De voordelen van deze onderzoeken wegen volgens veel deskundigen ruimschoots op tegen de kosten. Niet alleen verschaffen ze waardevolle informatie over de grootte en het gedrag van populaties, de aanwezigheid van onderzoekers kan stropers afschrikken, kan  politici er toe brengen om zich voor de bescherming van primaten te gaan interesseren en kan rechtstreeks het leven van veel zeldzame apen redden of beschermen.

Chimpansee
Chimpansee met jong | Foto: Wikimedia Commons

Opvangcentra nemen apen als laatste redmiddel op, en het uitzetten wordt beschouwd als een belangrijk middel tot behoud.

De recente onderzoeken laten echter duidelijk zien dat het niet gemakkelijk is om onze naaste verwanten te redden zonder ze intussen schade te berokkenen.

Bron ©PiepVandaag.nl Jeanco Lapierre Armande