In mijn vorige blog ben ik ingegaan op de achtergrond van waarom het noodzakelijk is om überhaupt het houden van gezelschapsdieren aan banden te leggen via de positieflijst. In deze en volgende blogs ga ik in op de wijze waarop het ministerie deze maatschappelijke wens in de praktijk heeft proberen te realiseren.

Geen moreel besef versus de positieflijst
Voor deze welp is geen plaats op de positieflijst | Foto: publiek domein

Helaas is één blog onvoldoende om de talloze pogingen te verwoorden om te komen tot een positieflijst. In tegenstelling tot België vinden wij het in Nederland het o zo belangrijk om met name degenen die zonder moreel besef alles willen blijven doen met dieren, te vriend worden gehouden.

Geen moreel besef versus de positieflijst

Aan banden

In de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) was rekening gehouden met de maatschappelijke en politieke wens om het houden van gezelschapsdieren aan banden te leggen. Niet voor niets is daarom artikel 33 opgenomen. Dit artikel stelde het volgende:

“Het is verboden dieren te houden, tenzij deze behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren.”

Met deze formulering werd invulling gegeven aan het ‘nee, tenzij-beginsel’ van de wet. De toelichting van de GWWD meldt dat door verwachtte handhavingsproblemen en vanwege problemen met het opstellen van criteria op grond waarvan bepaald werd of een diersoort al dan niet gehouden kon worden – resulterend in een zogeheten positieflijst – dit artikel niet in werking is getreden.

Maar de maatschappelijke en daarmee politieke behoefte voor een dergelijke lijst was onmiskenbaar dus daar wilde de politiek echt iets mee, al was het maar voor het oog van het volk.

De positieflijst – poging 1

Er zijn vanaf 1992 verschillende pogingen ondernomen om te komen tot een systeem om diersoorten te beoordelen. De eerste echte poging om te komen tot het regelen van diersoorten die uit oogpunt van dierenwelzijn gehouden zouden kunnen worden dateert uit 1996.

In 1996 heeft de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) in opdracht van de toenmalige minister een advies uitgebracht over de samenstelling van de positieflijst.

Deze lijst was echter niet gestoeld op enig wetenschappelijke onderbouwing maar het resultaat van handjeklap met de verschillende vertegenwoordigers van diverse partijen De Tweede Kamer kon met de opgestelde lijst niet uit de voeten. Er was geen enkele consistentie te herkennen in de samenstelling en de lijst was veel te uitgebreid.

De eerste gestrande poging was een feit.

Dit wil niet zeggen dat daarmee de politieke en maatschappelijke discussie ten einde was. De maatschappelijke behoefte aan het reguleren van diersoorten die gehouden mogen worden door invulling van artikel 33 van de GWWD bleef natuurlijk bestaan. Maar zoals wel vaker het geval is, maken lobby organisaties zoals Dibevo en PVH dankbaar misbruik van de politiek gedreven wens van het ministerie om tegenstanders van een maatschappelijke behoefte te vriend te houden indien deze tegenstanders stemmen kunnen opleveren. Dit zien we met name op dierenwelzijnsvlak maar geldt natuurlijk ook op andere terreinen zoals bijvoorbeeld op het terrein van het vuurwerk om maar iets te noemen. Het heeft tot 2003 geduurd voordat poging 2 werd ondernomen om het houden van diersoorten te reguleren.

Geen moreel besef versus de positieflijst
Is een krokodil geschikt als huisdier? | Foto: publiek domein

De positieflijst – poging 2

Op verzoek van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) heeft de RDA in 2003 zich opnieuw gebogen over de precieze invulling van artikel 33 van de GWWD.

Het RDA rapport (2003/07) meldt dat een belangrijk criterium om een diersoort aan de negatieflijst toe te voegen, het niet kunnen uitoefenen van het natuurlijk gedrag is en zodanig dat het welzijn van het dier volgens de huidige kennis wordt aangetast. Gemeld wordt dat dit criterium met name, maar uitdrukkelijk niet uitsluitend, bij niet-gedomesticeerde diersoorten speelt.  Het Ministerie van LNV onderstreepte toen in de Beleidsnota Dierenwelzijn het belang van het kunnen uitoefenen van het natuurlijk gedrag door het als richtinggevend perspectief voor het dierenwelzijnsbeleid aan te wijzen.

Ik vraag jullie alvast om dit criterium te onthouden want ondanks het feit dat de RDA dit nu een belangrijk criterium vindt is niets menselijk de RDA vreemd, en zeker niet de zogenaamde onafhankelijke leden van de RDA. Niet voor niets werd dit belangrijk criterium op het eind van het rapport alweer afgezwakt.

RDA stelt op het eind dat wildvang acceptabel was om, hoe verzin je het, lokale economieën niet in gevaar te brengen. Blijkbaar is dan het niet kunnen uitoefenen van het natuurlijk gedrag wel in woord maar in daad weer aanzienlijk minder van belang op het moment dat er geld verdient kan gaan worden. De invloed van de houderij-organisaties was weer onmiskenbaar aanwezig. Het resultaat van deze 2e poging laat zich ook nu natuurlijk voorspellen.

Negatieflijst

Niet alleen vanwege het niet toepassen van dit criterium maar vanwege het feit dat er een negatieflijst moest komen in plaats van de positieflijst. De RDA geeft aan dat om te komen tot een lijst met diersoorten die bij algemene maatregel van bestuur aangewezen kunnen worden, een negatieve benadering de voorkeur genoot en daarom een negatieflijst opgesteld. Dat wil zeggen dat de soorten die op deze lijst stonden niet gehouden mogen worden. Soorten die er niet op staan mochten wel gehouden worden.

Gelukkig bleek deze poging van het RDA om de houderij-organisaties te vriend te houden toch te opzichtig en kon het ministerie niet anders dan concluderen dat het hanteren van een negatieflijst ten opzichte van een positieflijst veel meer nadelen dan voordelen kende.

Geen moreel besef versus de positieflijst
Een uil is geen huisdier | Foto: via torange.biz CC-BY 4.0

Achter de feiten aanlopen

Het grote nadeel van een negatieflijst ten opzichte van de positieflijst is het feit dat men steeds achter de feiten aanloopt en het leed op dat moment al geschied is. Een negatieflijst houdt in dat alleen die diersoorten die op de negatieflijst zouden staan niet gehouden mogen worden, met andere woorden alle soorten die er niet op staan dus wel.

Dit zou feitelijk inhouden dat steeds weer opnieuw allerlei nieuwe diersoorten gewoon mochten worden binnengehaald uit weet ik niet waar vandaan en pas bij gebleken ongeschiktheid deze soort op de lijst zou worden gezet.  Ook zou hiermee de deur wagenwijd worden opgezet voor het kruisen van allerlei soorten die dan net iets afwijken van de verboden soort en daarmee niet op de negatieflijst voorkomen en dus gehouden zouden mogen worden. Een wens dus die juist bij de houderij-organisaties leefde omdat met een negatief lijst hun handen vrij bleven om geld te kunnen verdienen en diersoorten zonder problemen konden blijven importeren.

Dit had de RDA natuurlijk ook al op voorhand kunnen bedenken maar een negatieflijst kwam voor de sector natuurlijk veel beter uit. En dat de sector ook binnen de RDA een behoorlijke vinger in de pap heeft weten we natuurlijk al lang.

Waardeloze criteria

Er zijn door de RDA toen wel criteria geformuleerd waar aan voldaan moest worden. De opgestelde criteria stelden echter niets voor. Dieren moesten onder normale, reële omstandigheden gehouden kunnen worden, de dier en moesten vrij zijn van chronische, negatieve stress en de opvang van dieren mochten niet tot grote problemen leiden waardoor het welzijn in het gedrang komt.  Als je niets beters kunt bedenken dan deze criteria, dan kun je beter niets opschrijven zou ik zeggen. Zo zouden kleine problemen dus geen enkel probleem vormen?

Vervolgens werd door de RDA niet aangegeven op welke objectieve wijze dan kan worden vastgesteld of voldaan werd aan deze nietszeggende criteria. Dit liet de RDA over aan de sector. Echt, lezen jullie het maar na, ik verzin het niet.

Raadsel

Ook vond de RDA de maatschappelijk aanvaardbaarheid een rol spelen. Met andere woorden of het welzijn van het dier nu wel of niet in geding is, doet niet ter zake zolang het houden ervan maar maatschappelijk aanvaardbaar is. Wat dit te maken heeft met het oorspronkelijke doel om het houden van gezelschapsdieren te reguleren op grond van hun welzijn is mij een volstrekt raadsel.

Het is dus niet zo gek dat ook poging 2 strandde. De sector bij monde van Dibevo en het PVH had hun doel weer bereikt en ook nog eens op een zeer gemakkelijke manier.

Op naar poging 3…

©AnimalsToday.nl Karen Soeters