Jean-Pierre Geelen werkt al jaren als redacteur en soms columnist bij de Volkskrant. Naar aanleiding van zijn pakkende columns over dierenleed werd hij uitgenodigd om tijdens de Vredesdienst voor dieren te spreken, die op 23 december plaatsvond in de Nassaukerk in Amsterdam. Zijn toespraak maakte erg veel indruk en hij gaf toestemming om de tekst te publiceren op AnimalsToday.

Jean-Pierre Geelen tijdens de Vredesdienst voor Dieren 2021
Jean-Pierre Geelen tijdens de Vredesdienst voor dieren 2021

Dierenliefde

U dacht natuurlijk dat het hier over dieren zou gaan, maar we moeten het even over voetbal hebben. Niet schrikken, ik vind daar zelf ook geen bal aan (sorry), maar ik heb het even nodig. Afgelopen voorjaar schreef ik voor mijn krant – de Volkskrant – een verhaal over een vraag die mij al jaren bezighoudt: waarom houdt de hele wereld van dat ellendige voetbal, en misschien nóg wel meer van het oeverloze geoudezever over dat spelletje, terwijl het mij maar niet lukken wil er ook maar enige opwinding bij te voelen? Wat is er met mij aan de hand met mij? Mis ik een gen?

Ik sprak er weleens over met lotgenoten; samen vormen we een patiëntenvereniging, waarvan de leden elkaar stilletjes steunen in moeilijke tijden. Die tijden zijn er nogal veel, om niet te zeggen: permanent, nu voetbal elke avond op tv is en urenlang wordt voor- en nabesproken door overjarige mannen met armbandjes en lolbroeken aan (en verontrustend veel vaker ook vrouwen).

Over het antwoord op die vraag zou ik een heel college kunnen geven, maar dat zal ik niet doen. Hier en nu gaat het over dat ene wat daaronder ligt, en dat is: waarom verschillen mensen, en waar zit hem dat dan in? Waarom denkt, doet en voelt niet iedereen als ik? Zeg nou zelf: zou de wereld dan niet een stuk mooier zijn?

Omdat ik het toch nooit zal begrijpen, doe ik weleens verwoede pogingen die raadselachtige Ander te begrijpen. Dat valt niet mee, maar omdat we hier in een kerk zijn, hang ik het boetekleed om en durf ik schuldbewust te erkennen dat ik met die anderssoortige wezens toch meer gemeen heb dan mij lief is – en u misschien ook.

Neem de jager. Die gedegenereerde versie van de oermens. Ik veracht de soort, om z’n barbaarse bloeddorst en de brute lust om dieren te doden, om hun botte bruutheid en hun wanstaltige praktijken waarover je soms leest en ziet in de media. Nog altijd is mijn woede over jagers zo blind, dat het me maar niet lukken wil mededogen te voelen wanneer er weer één zichzelf in de voet heeft geschoten – of erger.

Maar wacht even. Kijk eens in de spiegel, Geelemansje. Had jij niet zelf ooit gevist, als kleine jongen? Is het niet minstens even erg om die beestjes een haak in hun gehemelte of oogbol te jassen en ze in doodsangst aan hun volle gewicht op te takelen, ook al kunnen vissen niet kermen en zijn ze minder aaibaar dan een haas of konijn?

Daar ga ik dus al.

Het is weliswaar juridisch verjaard – ik was 10 of 11 jaar oud – en ik ben er niet trots op, maar ik kan het niet ongedaan maken. Mijn hengel hing ik definitief in de treurwilgen nadat ik aan een slootkant in mijn geboorteplaats mijn dobber zag ondergaan en bij het ophalen een haast angstwekkende weerstand voelde. Het bleek geen meerval of snoek van anderhalve meter, maar het jonge fuutje dat ik even tevoren nog vredig voorbij had zien schuiven over het gladde vijverwater van die zomeravond. In al zijn onschuld had het nog gestreepte beestje in het deegbolletje aan mijn vislijn gehapt. Ontstemd trachtte ik vergeefs het wanhopige wezentje naar me toe te takelen, aan het haakje dat zijn snavel maar niet losliet. De spanning op de lijn werd groter en groter, totdat de nylondraad knapte. Je zou de vogel bevrijd kunnen noemen, maar toen ik verslagen en vol zelfhaat en schuldgevoel wegbeende, droegen zijn schelle krijskreten me nog ver over het water na. En nog steeds kan ik ze horen. In mijn laatste blik op de vogel zwom hij met een vislijn uit zijn bek, de dobber sleepte er nog achteraan.

Ik laat u hier even gruwen.

Hopelijk scheelt het in uw finale oordeel dat ik bij wijze van boetedoening nooit meer heb gevist, en dat dit zogenaamde ‘sportvissen’ van mij voorgoed verboden mag worden.

Er is weinig zo laag als de lust om iets te doden. Vandaar dat ik al vroeg geen dieren meer wilde eten. Geen cel van mijn weke hersentjes kan verdragen dat uit naam van een geloof dieren levend de hals worden doorgesneden tot ze schokkend en ademhappend zijn doodgebloed. Geen goed woord heb ik over voor wie z’n geweten wegstopt achter de betonnen muren van kippenschuren en varkensstallen waar ze uit het zicht een leventje lang gemarteld mogen, tot ze tot bloedens toe over een lopende band gaan of nog half levend in het kokende water worden verdronken. Onlangs nog het schokkende nieuws over garnalen die levend een oog wordt afgeknipt, omdat ze dan meer eitjes leggen – je verzint het niet, maar eet smakelijk.

Maar wacht even. Ik heb er tot m’n 17’de toch zelf aan meegedaan, al was het vaak met tegenzin (en omdat mijn moeder haar jongste zoontje iets te lang weigerde serieus te nemen)? Dat ik de smaak van vlees nooit heb gewaardeerd, kwam wel handig van pas, maar in de kern ben ik dus geen geen haar beter dan de vleesbeesten om mij heen. En toch: ik begrijp er niets meer van waarom zoveel van mijn weldenkende en verder aardige vrienden nog zo hardnekkig vlees eten.

Komen we toch weer terug op dat verdomde voetbal. Hoe is het mogelijk dat de een passie of compassie voelt bij wat de ander volkomen koud laat?

Ik hou zielsveel van dieren, maar hoe verhoud ik me tot het beest in de mens?

Ja, ik word vaak met mijn neus in de onwelriekende stront gedrukt vol feiten die het tegendeel bewijzen, en tóch wil ik geloven dat er zoiets bestaat als Beschaving. Ondanks alle tegenkrachten wil ik geloven in een opgaande lijn in de ontwikkeling van het mensenbeest. Die lijn begint daar waar we onze laagste driften en instincten weten te ontstijgen. De bloeddorst en de moordlust. Zodat we ooit zullen terugzien op de bio-industrie, de jacht en de rituele slacht als onvoorstelbare gruwelen uit een antieke oudheid van de barbaarse mens, in een tijd die we ons dan niet meer kunnen inbeelden – zoals wij in de beschaving van nu ons de kruisiging, de brandstapel en de guillotine niet meer kunnen voorstellen.

In de tussentijd zal ik blijven worstelen met die voetbalvraag. Waarom voelt niet iedereen wat ik voel? Dat valt soms niet mee, maar wie weet zal ik het geheim ooit doorgronden.

Zoals wel vaker, vond ik troost in de poëzie. In een gedicht van Ted van Lieshout, waarmee ik deze stichtelijke woorden graag afsluit. Het heet Dierenliefde, (‘Voor mam’).

Ik dacht: mijn moeder is zo lief en goed
want ging zij niet de stal in ‘s nachts
om het te tere driepondslam te voeden
en te redden met wat suiker in de melk?

Als zij de namen van de dieren krijst
krijgt ze antwoord, en dat vertedert het bezoek
maar ze verzwijgt dat ons zorgenlam
later kaal op tafel zal staan

Ze slaat met vlakke hand elk insect dood
dat even stil wil zitten. Het is meer een sport
dan dat ze last heeft van een vlieg
die haar belaagt. Beestjes die te klein zijn

voor een naam veegt ze als strontjes
van de tafel, trots dat ze nog de snelheid
heeft van een jonge meid. Toch huilt ze
als de hond is weggelopen of als de kat

twee dagen niet is komen eten en ze
geeft de haan nog steeds zijn voer, ook al
pikt die altijd naar haar been. Ze schreeuwt
alleen dat soep hem beter staat dan veren.

Ze geeft de jonge poesjes stiekem weg en lacht
als de kat de hond in het voorbijgaan straft;
wie anders heeft haar kleintjes afgepakt?
Ze doet slechts boete met een extra stukje vlees,

want hoeft niet bang te zijn, er is niemand
die haar kinderen steelt of op tafel zet.
Ik denk: een moeder gratis af te halen.
Maar ja, helaas, ik houd van die heks.

Vredesdienst voor dieren
Foto: Vredesdienst.nl

De Vredesdienst voor dieren vond plaats op 23 december in de Nassaukerk in Amsterdam en is hier in zijn geheel te bekijken en te downloaden (beschikbaar tot 23 december 2022).

Over Jean-Pierre Geelen

Zijn grote kinderdroom was om dierenarts te worden, maar als puber bleek Jean-Pierre Geelen naar eigen zeggen te ‘dom’ om dat te verwezenlijken. Op zijn 18e besloot hij geen dieren meer te eten. Ter compensatie van zijn kinderdroom werd hij later redacteur ‘Natuur & Biodiversiteit’ bij de Volkskrant. Ook is hij auteur van diverse boeken, die onder meer over vogels kijken gaan. Jean-Pierre is een verwoed vogelaar die zich alle ijsvogels (zijn favoriet) die hij ooit zag nog kan herinneren.

ijsvogel
IJsvogel | Foto: publiek domein

©AnimalsToday.nl Jean-Pierre Geelen