De laatste tijd worden er nieuwe studies gepubliceerd waarin wetenschappers tekenen van empathie proberen te vinden bij niet-menselijke dieren. Vaak betreft het hier onderzoek waar wordt gekeken of dieren hun soort- of groepsgenoten troosten wanneer deze gestrest zijn of lijden en of ze elkaar uit benarde situaties bevrijden en helpen. Dit alles in het kader van de onderliggende vraag of niet-menselijke dieren ook empathie hebben. Empathie is het vermogen om je in te kunnen leven of in te voelen in de situatie van een ander. Opmerkelijk bij dit soort onderzoek is echter dat de dieren soms expres stress of leed wordt aangedaan om te zien of hun soortgenoten hun vervolgens troosten of helpen. Op zoek naar sociaal en moreel gedrag bij dieren bezondigen de onderzoekers zich dus juist zelf aan asociaal en immoreel gedrag. Iets waar ik mij erg over kan opwinden, dus vandaar deze column. Ga er maar voor zitten, want zoals gebruikelijk is het weer een lang betoog.

empathie
Halverwege de 20e eeuw vond al (zeer dieronvriendelijk) onderzoek plaats naar empathie bij ratten | Foto credit: surprise truck via Compfight cc

Ratten en apen krijgen elektrische schokken
Al in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw vonden er in de Verenigde Staten een aantal studies plaats naar empathie bij dieren. Het betrof hier onderzoek met ratten en rhesusapen wat zeer dieronvriendelijk was. Als een hongerige rat of aap op een hendel drukte of aan een ketting trok dan rolden er wat korrels voer uit een machine, maar een andere rat of aap in een kooi ernaast kreeg dan een elektrische schok (de rhesusaap kreeg bv. een schok van 5 milliampère voor 3 seconden). De geschokte dieren krijsten en maakten andere pijngeluiden en waren aan het worstelen in hun kooi. De uitkomst van deze eerste onderzoeken was dat ratten en rhesusapen dan minder aan de ketting trokken of switchten naar een andere hendel, zodat hun soortgenoot geen elektrische schokken meer kreeg. De rhesusapen leden zelfs dagenlang honger opdat hun soortgenoot geen schokken kreeg. Mogelijk een uiting van empathie bij deze dieren, maar ook verklaarbaar vanuit een aversie voor het horen van de pijngeluiden van de ander. Hoe dan ook, deze eerste studies stopten op een gegeven moment, omdat er toen nog een groot taboe bestond m.b.t. emoties en empathie bij dieren en deze resultaten niet pasten binnen het dan nog heersende beeld van een agressief en bloeddorstig dierenrijk.

Frans de Waal onderzoekt empathie bij apen
De Nederlandse etholoog Frans de Waal is dan de wetenschapper die in de huidige tijd weer voor het eerst aandacht schenkt aan de mogelijkheid van empathie en vormen van prosociaal of behulpzaam gedrag bij niet-menselijke dieren. Al bij zijn studie van de chimpansees in Burgers Zoo in Arnhem in de jaren ’70 merkte hij op dat de mensapen zich na een conflict soms vriendelijk en behulpzaam naar elkaar toe gedroegen. In hun publicatie uit 1979 gebruiken De Waal en Angeline van Roosmalen de termen ‘verzoening’ en ’troost’ voor het eerst voor een ander dier dan de mens. Ze ontdekten dat twee vechtende chimpansees zich na een conflict met elkaar verzoenden door weer naar elkaar toe te gaan en vriendelijke vormen van gedrag naar elkaar te tonen, zoals elkaar kussen, omhelzen of vlooien. Niet na elk conflict verzoenden de apen zich echter. Het kwam ook voor dat de vechtende apen het niet bijlegden en dan observeerden de Waal en zijn collega’s dat een andere chimpansee, die niets met het conflict te maken had gehad, opmerkzaam werd op de aap die had verloren in het gevecht en met deze verliezer contact legde en deze probeerde te troosten door allerlei vormen van vriendelijk gedrag zoals de verliezende chimp omhelzen en vlooien. De stress van de verliezer bleek vervolgens afgenomen te zijn door deze vriendelijke hulp van de ander. De Waal noemde dit behulpzame gedrag van de chimpansee troostgedrag. Voor het eerst was er dus een dier naast de mens dat verzoening en troost vertoonde in diens sociale gedrag. Het dierenrijk bleek dus toch niet alleen maar egoïsme en bloeddorst in te houden, en ons menselijke morele gedrag had nu zijn duidelijke voorlopers bij andere dieren.

In de jaren ’80 en ’90 doet de Waal dan verdere concrete studies gericht op het vinden van empathisch handelen bij mensapen. In de dierentuin van San Diego bestudeert hij het sociale gedrag van de bonobo’s die daar gehuisvest zijn. Chimpansees onderzoekt hij in het onderzoeksstation Yerkes National Primate Research Center van de Emory Universiteit in Atlanta, waar hij tegenwoordig werkt. Ook de bonobo’s vertoonden troostgedrag (en zij troostten een gestresste soortgenoot ook door allerlei vormen van sexueel gedrag). Andere onderzoekers stelden het ook vast bij gorilla’s. Eenzelfde studie door de Waal en collega’s met makaken liet echter zien dat daar geen troostgedrag plaatsvond. Een treurige makaak die in een gevecht had verloren werd daar niet getroost door zijn groepsgenoten.

Troostende honden, raven en olifanten
De Waal’s onderzoek met mensapen kreeg veel aandacht en leidde ertoe dat wetenschappers weer meer open gingen staan voor de mogelijkheid van troost en empathie bij allerlei niet-menselijke dieren. Vergelijkbare studies als die van de Waal werden uitgevoerd met andere diersoorten. Inmiddels is troostgedrag vastgesteld bij hondachtigen (honden en wolven), kraaiachtigen (raven, kauwen, roeken en gaaien) en Afrikaanse en Aziatische olifanten. Al deze studies waren observationeel van aard, in de zin dat de wetenschappers nauwkeurig in kaart brachten hoe de dieren zich gedroegen als er een spontaan optredend conflict tussen twee dieren had plaatsgevonden. De dieren werden niet expres gestressed of leed aangedaan om te zien of hun groeps- of soortgenoten hen dan zouden komen troosten of helpen. Wel zaten bijna al deze dieren in gevangenschap, iets wat ik vanuit mijn dierlijk egalitarisme en abolitionisme van diergebruik moreel sterk afwijs. De mensapen zaten meestal in speciale onderzoeksstations of dierentuinen en werden soms ook in het wild bestudeerd, de honden zaten in kennels bij een diervoerfabrikant, de wolven in een dierentuin en de kraaiachtigen leefden in onderzoekskolonies van verschillende universitaire onderzoeksinstituten. De studie met Afrikaanse olifanten vond plaats bij vrij in het wilde levende dieren in het Amboseli Park in Kenia. De Aziatische olifanten zaten in een opvangcentrum in Thailand. Bij de olifanten was het overigens niet gedrag na een conflict wat men bestudeerde, omdat olifanten niet vaak conflicten met elkaar hebben. Hier keek men naar olifanten die gestressed raakten door harde geluiden als een overvliegende helikopter of een blaffende hond in de verte, waarop een soortgenoot dan naar de gestresste olifant toeliep en deze probeerde te bedaren door allerlei vormen van vriendelijk gedrag.

Knaagdieren mag je wel stressen
De afgelopen jaren vinden er ook studies plaats naar empathie bij knaagdieren die al decennialang als proefdier worden gebruikt, zoals ratten en muizen. Bij deze studies worden de knaagdieren wel express gestresst of leed aangedaan en we zien dan ook een opleving van het dieronvriendelijke onderzoek uit de jaren ’50 en ’60. Aan de Universiteit van Chicago doen ze bij de afdeling psychologie en neurobiologie de laatste jaren onderzoek naar empathisch hulpgedrag bij laboratoriumratten, de bekende albino Sprague-Dawley ratten en de zwart-witte Long Evans ratten. 1 rat wordt dan elke dag 1 uur vastgezet in een plastic buis in een kooi waar ook een “vrije” rat (of beter: een niet-vastzittende rat) in zit. De buis heeft een deurtje en de “vrije” rat leert deze in een aantal dagen te openen. Na 12 dagen doen de ratten dan binnen een paar minuten de deur open voor de vastzittende rat. Hoe akelig het is voor een rat om vast te zitten is mij niet helemaal duidelijk, maar uiteraard wordt deze dan beperkt in diens handelingsvrijheid, wat geen enkel dier prettig kan vinden.

In 2013 werd een studie gepubliceerd van de afdeling psychiatrie van de Universiteit van California in San Diego, waarbij een muis via de metalen vloer van de kooi een elektrische schok aan hun voet kreeg toegediend van 0,7 milliampère voor 1 seconde. Muizen die zelf dan eerder dergelijke schokken hadden meegemaakt bevroren dan in hun gedrag bij het aanschouwen van de muis die een schok kreeg.

Vorig jaar werd een Japanse studie met Sprague-Dawley ratten gepubliceerd door psychologen van de Kwansei Gakuin Universiteit. In dit experiment werd een kooi gebruikt waarvan de ene helft onderwater stond (45 mm diep). Eén rat werd dan in het water geplaatst (voor ten hoogste 5 minuten per onderzoekssessie). Een andere rat in het droge gedeelte van de kooi kon dan een deurtje opendoen voor de doorweekte rat. En dat is inderdaad wat de ratten deden: ze hielpen hun soortgenoten uit het water te kruipen.

Prairiewoelmuizen schokken geven en hun hersenen bekijken
Twee weken geleden werd een nieuwe studie gepubliceerd in Science naar troostgedrag bij prairiewoelmuizen. Frans de Waal was co-auteur van deze studie, die eveneens plaatsvond aan de Emory Universiteit in Atlanta. In dit onderzoek werd een woelmuis gestressed door deze “milde” elektrische schokken te geven. Een andere woelmuis die achter een raampje zat kon dan de geschokte woelmuis zien, waarna de observerende muis toegang kreeg tot de gestresste muis en deze bleek te gaan troosten door deze te likken en te vlooien. Deze studie was nog een stuk invasiever dan de hierboven al genoemde onderzoeken. Men wilde namelijk uitzoeken welke rol het hormoon oxytocine speelde bij het troostgedrag van de muizen. Oxytocine is een hormoon wat in de hersenen wordt geproduceerd en blijkt een belangrijke rol te spelen bij allerlei vormen van sociaal gedrag. Om nu te zien wat de rol van oxytocine was bij de troostende woelmuizen, kregen sommige muizen canules of buisjes in hun hersenen aangebracht. Via die buisjes werd dan een stofje ingespoten wat het vrijkomen van oxytocine in de hersenen blokkeerde. Muizen bij wie de oxycotine op deze manier werd geblokkeerd troostten vervolgens hun lijdende soortgenoot niet. Aan het eind van de studie werden de muizen nog afgemaakt, zodat ze de hersenen konden analyseren en konden vaststellen dat de buisjes in het juiste hersengebied waren geplaatst.

Deze recente studie naar empathie bij prairiewoelmuizen vormt deel uit van een al veel langer lopend onderzoek naar het sociale gedrag van de monogaam levende woelmuizen en de rol van het hormoon oxytocine daarbij. Dergelijke experimenten waarin de muizen via buisjes in hun hersenen oxytocine blokkeerders toegediend krijgen en die vervolgens worden afgemaakt om te zien of de buisjes in het juiste hersengebied zaten, vinden daar helaas wel vaker plaats. Het woelmuizenonderzoek is onderdeel van de affectieve neurowetenschap die bekend is geworden door het onderzoek en de publicaties van de neurowetenschapper Jaak Panksepp. Affectieve neurowetenschap betreft de studie van de hersengebieden en hersenstoffen die te maken hebben met emoties. Helaas gebruiken de neurowetenschappers daarbij proefdieren (ook weer met name knaagdieren) die electrodes of buisjes in hun hersenen krijgen aangebracht en die aan ’t einde van het onderzoek worden afgemaakt. En ook hier is dan weer sprake van een treurig makende ironie: door dieren leed toe te brengen ontdekken wetenschappers dat ze allerlei emoties hebben.

Wat betreft de elektrische schokken in de nieuwe studies die gepubliceerd worden: ook menselijke proefpersonen krijgen in onderzoek naar empathie en altruïsme soms elektrische schokken toegediend. Deze komen overeen met de schokken die de knaagdieren in deze studies krijgen. De schokken worden dan ook gezien als een mild ongerief wat moreel toelaatbaar is binnen het onderzoek, of het nu menselijke of niet-menselijke dieren betreft. Toch is er een enorm verschil tussen schokstudies met mensen en met knaagdieren. De menselijke proefpersonen doen op vrijwillige basis mee aan de studie en kunnen na afloop gewoon weer naar huis. De ratten en muizen hebben geen keus en zitten naderhand weer in hun kleine kooitjes in het onderzoekslab. En als ze pech hebben krijgen ze ook nog buisjes in hun hersenen waar stoffen in worden gespoten en worden ze naderhand afgemaakt om hun hersenen te bekijken.

Sommige dieren vindt men moreel belangrijker
Kijken we nu naar alle manieren waarop wetenschappers empathie bij dieren bestuderen, dan valt op dat er een groot onderscheid wordt gemaakt in de manier waarop men de verschillende soorten dieren onderzoekt. Dieren die men dichter bij ons mensen vindt staan of die meer tot de verbeelding spreken, zoals mensapen, honden en olifanten, doet men (althans op dit moment) niet extra pijn of veroorzaakt men niet expres leed (behalve dan het leed van leven in gevangenschap). Knaagdieren daarentegen, de proefratten en -muizen, worden juist expliciet stress en leed aangedaan, zodat de wetenschappers niet hoeven te wachten tot er een knaagdier in de stress verkeert, maar meteen kunnen kijken of een soortgenoot hen gaat helpen. En om naar de onderliggende oorzaken voor empathisch gedrag te kunnen kijken, veroorloven wetenschappers zich om ook allerlei lichamelijk en hersen-onderzoek bij de knaagdieren uit te voeren, op zoek naar de verklarende chemische stoffen die bij empathie een rol spelen. Chimpansees of honden zou men tegenwoordig echter geen elektrische schokken meer geven of ze opzettelijk in water laten spartelen. We zien hier een al veel langer bekend verschijnsel waarbij er in de wetenschap een moreel onderscheid wordt gehanteerd tussen mensapen, honden en andere tegenwoordig meer intelligent geachte dieren aan de ene kant, en aan de andere kant dieren die al lang “ingeburgerd” zijn in wetenschappelijk onderzoek, de ratten en muizen die als proefdier worden ingezet. Bij de eerste groep houdt men zich in bij wat men het dier aandoet, bij de laatste groep veroorlooft men zich van allerlei dieronvriendelijks. Iets wat mij zeer tegen de borst stuit. Binnen het dierlijke egalitarisme wat ik voorsta, pleit ik voor een gelijkheid tussen alle dieren die bewustzijn hebben (in de zin dat ze positieve of negatieve ervaringen kunnen beleven). Ratten en muizen zijn voor mij dan ook niet minder moreel belangrijk dan mensapen en honden. Ook knaagdieren zijn intelligente en voelende wezens. En laat nou net dit nieuwe onderzoek van twee weken geleden zelfs aantonen dat woelmuizen in staat zijn tot empathie in de vorm van troostgedrag! Allemaal reden genoeg om ze niet meer als proefdier te gebruiken, lijkt mij.

Gebrek aan empathie in empathie-onderzoek
De onderzoekers die ratten en muizen gebruiken in empathie onderzoek en daarbij de knaagdieren allerlei vormen van stress toebrengen kan men dan ook typeren als gebrekkig in hun eigen empathie ten opzichte van hun proefdieren. Misschien voelen deze wetenschappers soms wel iets van medelijden of empathie jegens hun proefratten en -muizen, maar hun empathische respons wordt blijkbaar gedoofd door de gedachte dat de mens het moreel belangrijkste wezen is en dat dieren als ratten en muizen terecht als proefdier ten dienste staan van de mens en daarbij van groot nut kunnen zijn in het ontdekken van allerlei belangrijks. Het is het aloude vraagstuk van de rechtvaardiging al dan niet van het gebruik van niet-menselijke dieren als proefdier. Wat mij betreft zien we hier gewoon een vorm van speciesisme: discriminatie op basis van de diersoort waartoe men behoort, waarbij het ene dier, de mens, moreel belangrijker is dan alle andere dieren. Maar misschien moeten we niet wanhopen. Het feit dat er in de wetenschap meer en meer aandacht komt voor zaken als empathie en andere vormen van vriendelijk gedrag bij niet-menselijke dieren leidt er langzaamaan toe dat wetenschappers en ook de rest van de maatschappij meer en meer gaan nadenken over de morele positie van dieren. Zo is er nu een lijst van dieren die troostgedrag vertonen en die lijst wordt elk jaar langer. Troost en empathie zijn nu geen zaken meer die men alleen menselijk kan noemen, maar zien we nu wetenschappelijk vastgesteld bij uiteenlopende dieren, van chimpansees tot en met ratten. Deze wetenschappelijke kennis zal er hopelijk ooit toe bijdragen dat we ons als mensen empathisch zullen gedragen jegens elk wezen wat in staat is pijn of stress te voelen. En zal dan uiteindelijk het einde van het proefdiertijdperk inluiden.

Op zaterdag 13 februari organiseer ik aan de Vrije Universiteit Amsterdam de Dierlijke Winterlezing “Theory of Mind en empathie bij dieren.” Tijdens deze lezing zal ik ingaan op het onderzoek naar empathie bij dieren en zal ook het onderzoek worden behandeld in hoeverre dieren elkaar ook andere mentale toestanden toeschrijven zoals waarneming (zien en horen), het hebben van intenties of doelen, en het hebben van kennis (weten).

©PiepVandaag.nl Esteban Rivas, psycholoog en filosoof, eigenaar Instituut voor Dieren in Filosofie en Wetenschap