Een van de mooiste uilensoorten is de laplanduil (Strix nebulosa), een bijzonder grote uil, voornamelijk levend in de boreale wouden van Lapland en Noord-Rusland. Het dier is iets kleiner dan de oehoe, maar wie deze indrukwekkende soort ooit een keer in het wild heeft waargenomen, zal zich dat moment voor altijd blijven herinneren. De ronde, expressieve, kop wordt gekenmerkt door brede witte veerpartijen, een zwarte baard en een grijze sluier met kleine, knalgele, ogen. Ondanks het machtige vertoon, weegt de laplanduil maar de helft van de oehoe en is hij veel minder krachtig dan zijn iets grotere neef.

laplanduil
Laplanduil |© Yves Adams, Vilda natuurfotografen

Kenmerken
De laplanduil heeft een grootte van ongeveer 65-70 centimeter, met een spanwijdte van zo’n 145 centimeter en een gewicht van 900 gram (mannetje) tot 1200 gram (vrouwtje). De laplanduil heeft een grote, ronde, kop, zonder oorpluimen en is overwegend grijs van kleur. Hij is uitstekend aangepast aan de noordelijke wouden. Tijdens de geluidloze vlucht is het dier in staat direct voor een in de weg staande boom één van de vleugels snel in te trekken en direct na de stam weer uit te strekken. alsof de vleugel door de stam snijdt.

Verspreiding
De laplanduil komt in grote delen van de noordelijke wouden voor, de zogeheten ’taiga’, hetgeen betekent: het land van de kleine stokjes. We kunnen hem dus aantreffen van Lapland, via Noord-Rusland tot aan Siberië. Daarnaast komt de soort ook voor in Alaska en Canada. Halverwege de jaren ’60 van de vorige eeuw is het aantal uilen in Scandinavië flink toegenomen. In Zweden wordt het aantal broedparen geschat op 1500-2000 paar en in Finland op 500-1500 paar. Vreemd genoeg broeden in Noorwegen slechts enkele paren. In Europees Rusland wordt het aantal broedpaar geschat op enkele duizenden.

Ondanks de grootte van de uil beschikt een laplanduil over een klein territorium, tot 9 broedpaar per 100 km2. UIt onderzoek blijkt dat de kortste afstand tussen twee nesten 100 meter bedraagt.

Voedsel
Vanaf een verhoogde uitkijkpost wordt door de laplanduil naar een prooi uitgekeken. Jaren geleden dacht men dat deze grote uil vooral sneeuwhazen en sneeuwhoenders zou vangen. Na onderzoek blijkt echter dat laplanduilen vooral jagen op kleine knaagdieren als muizen en woelmuizen. De aardmuis (61%) is de meest gevangen prooi. Af en toe wordt ook een vogel of een kikker gevangen. De uil heeft een uitstekend gehoor en kan woelmuizen in hun gangen op 20 tot 30 centimeter onder het sneeuwdek vangen.

Activiteit
De laplanduil is voornamelijk actief in de schemering en in de nachtelijke uren. Vanwege het nogal noordelijke verspreidingsgebied is de uil in de zomer ook tijdens daglicht actief. Als roestplaats kiest de laplanduil vaak open boomkruinen, vaak open en bloot zittend, vertrouwend op zijn goede schutkleuren. De uil laat zich ook vaak insneeuwen, bij extreme koude zoeken laplanduilen vaak beschutting in diepe losse sneeuw.

Broedtijd
Op een leeftijd van ongeveer elf maanden is een laplanduil geslachtsrijp. Als broedplaats dient meestal een oud verlaten nest van een havik of buizerd. Ook een oude boomstronk wordt vaak als een goede broedplaats gezien. In april worden de eieren gelegd, gemiddeld 3 tot 6 stuks. Broedduur is 28 tot 30 dagen. De jongen komen met tussenpozen van 1-2 dagen uit het ei. De eerste dagen krijgen de uiltjes kleine stukjes vlees, maar na twee weken krijgen de jongen al hele muizen gevoerd. Na de derde week gaat het vrouwtje ook zelf op jacht. Tijdens de broedtijd wordt het nest fel verdedigd, eerst vooral door het mannetje, later ook door het vrouwtje. Naarmate de jongen groter worden, worden ook de aanvallen op vermeende indringers feller. Vooral het vrouwtje staart de aanvaller indringend aan. Direct daarna volgen aanvalsvluchten. De enorme uil scheert met grote snelheid over de kop van de indringer, gebruikmakend van snavel en klauwen. Zelfs dieren als een bruine beer worden met ongekende felheid aangevallen.

Na ongeveer 28 dagen wordt het nest door de jongen verlaten. Op deze leeftijd kunnen de jongen nog niet vliegen. Veelal zitten zij in een boom, zich krampachtig vasthoudend aan de takken. Daarom worden zij ook wel ’takkeling’ genoemd. Als zij een leeftijd van tien weken hebben bereikt, kunnen zij zelfstandig vliegen en na twintig weken, meestal in oktober, zijn de jongen onafhankelijk van de ouders. Hoe oud zij uiteindelijk kunnen worden, is niet bekend. In 1995 is in Zweden een in Finland geringde laplanduil (levend)gevonden van minstens 17 jaar oud. In gevangenschap is een maximale leeftijd van 27 jaar vastgesteld.

Bronnen: Vogelbescherming, Bilder och fakta ©PiepVandaag.nl Walter Eijndhoven