De afgelopen weken heb ik een paar landen bezocht. En daar zag ik situaties die een perfecte oplossing zouden kunnen zijn voor alle dieren in de Oostvaardersplassen.

Oostvaardersplassen
Konikpaarden | Foto credit: a3aanw / Foter.com / CC BY-NC

Eerst was ik in Rusland, in Astrakhan aan de Wolgadelta in het noordwesten van de Kaspische Zee. Onderweg naar dorpjes in de omgeving van die grote stad, kwam ik door uitgestrekte gebieden waar koeien en paarden liepen. Heel vaak liep daar een oppasser bij. Soms ook niet, maar dan zag je dat de koeien en paarden hun eigen weg vonden naar beschutte plaatsen, waar ze ook eten vonden. De balen hooi voor de winterperiode stonden daar al opgeslagen. De lokale veeboeren in dat gebied houden niet alleen van de natuur, maar ook van de dieren die daarin leven. Ze nemen duidelijk hun verantwoordelijkheid voor het individuele dier. Dat was geweldig om te zien. De Wolgadelta is wel iets groter dan de OVP en er zijn geen hekken om het gebied, maar toch nemen de lokale boeren hun verantwoordelijkheid voor de dieren die daar leven.

Een paar weken later was ik in Iran aan de zuidelijke kust van de Kaspische Zee, dicht bij de grens met Turkmenistan. Daar zijn enorm uitgestrekte kweldergebieden. Overal lopen koeien, schapen en kamelen. En ook daar worden deze dieren beschouwd als medereizigers waar je als mens verantwoordelijk voor bent. Het was prachtig om te zien hoe tegen het einde van de middag alle koeien in de richting van een klein dorpje trokken. Iedere koe wist precies waar ze hooi, voer en beschutting kon krijgen. Met de schapen ging het net zo; alleen was daar altijd een herder bij die voor het hele dorp met de schapen op pad ging. Alle schapen wisten precies bij welk huis ze hoorden en gingen ’s avonds weer naar huis.

Terwijl ik daar rondreed en zag hoe prachtig dit samenspel tussen mens en dier was, bedacht ik mij:

“Waarom geven wij de Oostvaarderplassen niet in beheer aan biologische boeren? Niet aan de intensieve veehouderij: die moet ver uit de buurt gehouden worden.”

In dat geval zouden de dieren in de OVP worden beheerd door mensen die van de dieren houden. Weliswaar zullen er dan ook dieren gedood (lees: geslacht) worden, maar dan niet op een transport, maar ter plekke. Het (biologische) vlees kan dan verkocht worden aan die mensen die wel vlees eten, maar geen dieren willen doden omdat het natuur is.

Het is een formule met meerdere winstpunten:

  • De dieren die dan in de OVP verblijven hebben een betere kwaliteit van leven dan de dieren in de bio-industrie. (Daar worden dieren gezien als “dingen” waar je zo veel mogelijk profijt van moet hebben).
  • Er ontstaat werk voor koeherders, schaapherders en paardenverzorgers.
  • Het levert de beheerders van het gebied geld op uit de verkoop van hoogwaardig vlees.

Lenie ’t Hart, Oprichter zeehondencrèche Pieterburen en het Lenie ’t Hart Zeehondenfonds

©PiepVandaag.nl