West Australië zit met haaien in de maag, Montana en West Canada met wolven, Nepal en India met tijgers. Hoe kunnen mens en (bedreigd) roofdier naast elkaar leven? 

Het MSU Center for Systems Integration and Sustainability (CSIS MSU) heeft eind vorige maand een onderzoek gepubliceerd naar een psychologisch raamwerk dat kan worden toegepast op groepen mensen die samen moeten leven met grote roofdieren in de nabijheid. Het onderzoek is gedaan in het besef dat als we grote roofdieren willen beschermen, we dat niet kunnen doen zonder de steun of tenminste acceptatie van de lokale bevolking. Hoe krijgen we mensen zover dat zij de nabijheid van gevaarlijke dieren tolereren? Zeker waar ze dat voor tientallen jaren of langer niet hebben gedaan.

De onderzoekers van MSU namen voor hun onderzoek een gebied in Nepal waar tussen 1998 en 2006 65 mensen gedood zijn door tijgers.

“Je kunt niet stelselmatig alle tijgers, beren en andere carnivoren wegnemen die een bedreiging zouden kunnen vormen voor mensen. Handhaven van populaties is voor bedreigde en beschermde soorten helemaal geen optie. Het is ontzettend belangrijk om manieren te vinden waarop mensen en carnivoren naast elkaar kunnen leven.”

Aldus hoofdauteur van het onderzoek,  Neil Carter in een interview met Science Daily.

Tijger cameratrap
Tijger cameratrap | Foto: CSIS MSU

Verrassend genoeg blijkt uit de studie dat angst bij de lokale bevolking niet de grootste drijfveer is om populaties roofdieren zo klein mogelijk te houden. Mensen lijken meer naar de pragmatische kant van kosten-baten te kijken. En daar zit een grote kans voor de faunabescherming.

“Je kunt mensen laten zien dat tijgers zorgen voor regulatie van de populaties van herten en wilde zwijnen, dieren die schade kunnen aanrichten aan gewassen en zo zorgen voor economische schade. Wanneer mensen dat verband niet zien of hen wordt duidelijk gemaakt is dat een gemiste kans.”

Die gemiste kans ligt in het geval van Nepal voornamelijk bij de overheden. De programma’s ter bescherming van natuur gaan vaak over de hoofden van de lokale bevolking heen en zeker in minder democratische landen kan natuurbescherming een middel zijn om land te onteigenen van inheemse bevolking of tenminste om meer controle uit te oefenen op lokale gemeenschappen. ‘Hearts and minds’ worden zo niet gewonnen voor het dier dat de inzet is voor deze politiek.

Eerdere publicaties, aangehaald in Carters onderzoek pleiten voor meer interactie tussen lokale bevolking en de overheid. Met effectieve compensatieregelingen, goede onderwijs- en voorlichtingscampagnes en een betrokken carnivoor-reactieteam laat de overheid zien dat zij ook om het belang van de betrokken omwonenden geeft. Een modernere aanpak betrekt zelfs de omwonenden in de bescherming van de ooit gevreesde vijand door bijvoorbeeld oud-stropers een nieuwe rol te geven als gids of opzichter en een nieuwe economische stimulans voor de afgelegen gemeenschappen te ontwikkelen door bijvoorbeeld een markt in ecotoerisme op te bouwen.

Carters onderzoek is gebaseerd op het laagste niveau, van plattelanders die binnen een straal van twee kilometer van een tijgerpark wonen en in een land waar burger en overheid en micro- en macro economie ver uit elkaar liggen. Zijn onderzoek zou echter ook van toepassing moeten zijn in de westerse wereld waar deze factoren veel dichter bij elkaar liggen.

Vermoedelijk doet het kosten-baten verhaal zich sterker gelden in de economische wereld, die meer macht heeft dan ooit over de politiek. Werden de wolven en bergleeuwen in de 19e en 20e eeuw nagenoeg tot uitsterven vernietigd in de Verenigde Staten met door de politiek geïnitieerde campagnes, dreigt na een kleine opleving in natuurbewustzijn in de afgelopen decennia de strijd tussen mens en natuur weer opgepakt te zijn, ditmaal onder de vlag van de economische vooruitgang.

Ranchers blijven de wolf verachten en zien dit legendarische dier nog steeds als de belichaming van al het kwaad dat hen geschiedt. Na moeizame eerste stappen om die houding langzaam te veranderen, krijgen de oude ranchers ineens bijval van een nieuwe partij: Big Oil.

Cry Wolf – Wijzen naar de wolf

Canada’s smerige teerzanden hebben geleid (en leidt nog steeds) tot de vernietiging van een enorm ongerept natuurgebied – buiten dat exploitatie van deze bron van olie tot de doodsteek voor het klimaat zal zijn. De vernietiging gaat logischerwijs gepaard met de achteruitgang van diersoorten waaronder de bedreigde kariboe (rendier). Uit naam van de economie en vooruitgang is het eenvoudiger om de wolf hiervoor als schuldige aan te wijzen. Maar het verband ligt iets complexer en wijst terug naar onze eigen soort, valt op te merken op de website van milieuactivist David Suzuki:

“… zeker de helft van de populatie kariboe’s is verloren gegaan door menselijke activiteiten die het leefgebied verstoren en versplinteren, zoals wegenbouw. Deze veranderingen maken de kariboe een eenvoudig te bejagen prooi voor hun natuurlijke vijanden/predatoren – wolven.”

Rendier
Rendier/kariboe | Foto: Wikimedia Commons

Het psychologische model van Carter zou ingezet moeten worden om een verschuiving in mindset te creëren bij zowel bevolking, als overheid, als industrie van het bejagen van wolven naar minder consumptie van olie en gas, wat echter slecht is voor de economie.

In maart gaf de Canadese minister van milieu Peter Kent aan dat wolven zullen moeten worden gedood, afgeschoten vanuit helikopters en vergiftigd met strychnine als een “‘regrettable but an accepted scientific approach.” Wetenschappelijk bewijs leert overigens dat ruiming mogelijk averechts werkt. De wolvenpopulatie van Alberta is sinds 1960 van 1500 naar ongeveer 7000  opgeveerd, ondanks, of misschien zelfs dankzij de jacht. Volgens de blog van White Wolf Pack is de overheid voornemens om het aantal wolven in Alberta weer terug te brengen naar 1000. Dat terwijl wolven een bijzonder belangrijke rol spelen in de ecologie en de hoop geven dat zij de schade die de mens heeft berokkend aan dit gebied nog enigszins kunnen herstellen.

Carters onderzoek is een goed begin voor het opzetten van een degelijk beleid voor natuurbescherming waar de lokale wil aanvankelijk tegen is. Hopelijk krijgt het een vervolg waarin psychologische ecologen of ecologische psychologen ook een model op kunnen zetten om de hearts and minds van grotere spelers te winnen.

En misschien dat dergelijk model ook gebruikt kan worden om in Nederland ogen te openen.

©PiepVandaag.nl Barry Wijnandts