Op 4 april was het Wereld Zwerfdierendag, de dag waarop aandacht gevraagd wordt voor het trieste lot van alle soorten dieren die geen liefdevol thuis hebben omdat ze op staat zijn geboren, gedumpt zijn of om andere redenen geen baasje hebben om voor ze te zorgen. PiepVandaag kreeg een ingezonden brief van Marianne Miltenburg over een hondje op Kreta, het eiland dat bekend staat om zijn vele zwerfdieren.

Kreta
Foto: Marianne Miltenburg

In augustus is het 10 jaar geleden dat we onze hond meenamen van Kreta. Op 31 juli 2006 begint onze zomervakantie in een klein appartementencomplex op het eiland. Diezelfde avond gaan we op zoek naar een geschikt restaurantje in het vlakbij gelegen stadje Archanes. We lopen door een winkelstraatje en ineens, naast een lawaaierige loungebar, achter een hoog rasterwerk, zien we een lichtgekleurde jonge hond zitten. Hij is omringd door glasscherven, lege bierblikjes en oude machines waaruit olie op zijn vacht heeft gelekt. Hij komt kwispelend naar ons toe. Wie zet er nu een hond tussen die rommel?! Eten en drinken zien we niet staan. Ook geen woning die aan het kleine vuilnisterrein grenst. We kletsen een beetje tegen hem en lopen verder.

We zijn nog maar net (en voor het eerst van ons leven) op Kreta, maar het wordt ons al snel duidelijk dat men hier anders met honden omgaat dan bij ons in het westen. Ze worden door de bevolking genegeerd, maar als je maar naar deze dieren kijkt, lopen ze schuw bedelend achter je aan. Hun vacht is lelijk en klitterig, ze lopen mank en missen oren en soms een oog of staart… Er lopen ook heel jonge dieren tussen. Pups nog.

Na de maaltijd in een pizzeria, verpak ik wat pizzaranden in een servetje en op weg terug naar de auto geven we die aan het hondje. Hij eet ze gulzig op. De volgende dag vraag ik Stephania, de aardige schoonmaakster van het appartement, of zij weet van wie de hond is. Ze zal eens rondvragen.

Het is een warme zomeravond als we de volgende dag na ons zelfgekookte avondmaal een ijsje gaan eten in de ijssalon recht aan de overkant van de plek waar de hond zit. Ik vraag het winkelmeisje of zij weet van wie de hond is. Ze zegt dat ze het niet weet, maar haar schichtige blik zegt iets anders. Het is me duidelijk. Archanes is een kleine gemeenschap en ze wil geen ruzie met de eigenaar van de hond. Mijn maag draait om als ik zie hoe aan de overkant een groep jongens met bromfietsen pal voor het hekwerk van het hondje langdurig hun motoren laten draaien en hoe ze uiteindelijk met veel lawaai en een hoop uitlaatgassen wegstuiven. Wat moet dat kleine dier bang zijn daar, zo helemaal alleen. We lopen er weer naartoe en spreken in het donker geruststellende woordjes tegen de kleine kraaloogjes.

Weer twee dagen later weet de schoonmaakster eindelijk van wie het hondje is. Ze zegt dat hij van een oudere mevrouw is die schuin tegenover de loungebar woont. Ze heeft de hond daar neergezet voor haar kleindochtertje van drie, zodat deze er af en toe naar kan kijken…(!) Ik zeg dat ik de vrouw duidelijk zou willen maken dat je zo geen hond houdt, maar de schoonmaakster haalt haar schouders op en zegt geïrriteerd in gebrekkig Engels: ‘Ik heb ook een hond en als die drie jaar is gaat hij de straat op, dan stuurt mijn man hem weg. Zo doen wij dat in Griekenland nu eenmaal. Ik denk dat je je de moeite kunt besparen, die vrouw van wie de hond is spreekt alleen Grieks.’ Ze pakt haar bezem stevig vast en stapt weg.

Die avond gaan we opnieuw naar Archanes. Bij het hondje zien we nog steeds geen eten en drinken staan en het was vandaag nog wel 40 graden! Ik móét iets doen. Ik heb gehoord dat er een asiel is in Malia. Misschien is dat een optie, kan ik zorgen dat de hond daar terechtkomt. Wat de zaak er niet eenvoudiger op maakt, is het feit dat de eigenares van de hond geen Engels spreekt. Hoe kan ik het best met zo’n vrouw communiceren? Het meest voor de hand liggend is een brief in het Engels te schrijven en Argyro, de secretaresse van het appartementencomplex, te vragen deze voor me in het Grieks te vertalen. Ik leg er zo vriendelijk mogelijk in uit dat je zoveel meer plezier aan een hond kunt beleven en dat hij een vriend voor het leven kan zijn. Ik vraag haar de hond aan me af te staan als ze er liever niet voor zorgt en dat telefonisch te melden aan Argyro. Als ze van de hond af wil, kan ik hem in ieder geval naar dat asiel brengen. Met trillende vingers gooi ik de brief bij de vrouw door de brievenbus. Het mens reageert er echter totaal niet op en de volgende dag kom ik er ook nog eens achter dat het asiel in Malia gesloten is wegens overvol. Er kan geen hond meer bij. Wat nu? Ik word er bijna wanhopig van.

Een dag later moeten we voor de boodschappen naar Archanes. Ik moet en zal weer langs het hondje. Hij heeft een schaduwplekje gevonden onder een soort golfplaten afdakje. Schaduw ja, maar het moet er evengoed bloedheet zijn. In een opwelling besluit ik aan de overkant van de drukke weg bij de vrouw aan te bellen. ‘Doe dat nou niet,’ zegt mijn man. ‘Ze verstaat je toch niet.’ ‘Als het me lukt hem los te peuteren neem ik hem mee naar huis, hier is geen asiel waar hij terecht kan.’ Man en beide grote zonen (18 en 16) verklaren me voor gek. ‘Ze wil hem toch niet kwijt, vergeet het nu maar.’ ‘Je laat je veel te veel meeslepen door je hondenliefde.’ ‘Transavia ziet je aankomen…’ Maar ik ben eigenwijs. Terwijl man en zonen op een afstandje blijven, bel ik met bonzend hart aan. Een vrouw van een jaar of zestig met een kind op haar arm doet open. Ik wijs naar het hondje en dan naar mezelf. Ah, ze begrijpt wie ik ben. Ze beweegt een wijsvinger voor mijn neus heen en weer en zegt: ‘No-no.’ Dan wijst ze resoluut op haar eigen borst en zegt iets wat ik niet versta. Zal wel zoiets zijn als ‘Hij is van mij en hij blijft van mij.’ Vervolgens doet ze de deur voor mijn neus dicht.

Die avond gooit mijn man onder het eten onverwacht in de groep dat de tijd rijp is een hond aan te schaffen. Zodra we thuis zijn gaan we naar het asiel om er een uit te zoeken. Al heeft hij zelf geen ervaring met honden (ik wel, als kind), hij weet dat ik dat eigenlijk al heel lang wil, maar het was nooit het juiste moment. Ik ben niet eens blij met dit ‘cadeautje’. Dat ik een hond wíl staat wel als een paal boven water, maar ik wil deze redden! Als al mijn mannen liggen te snurken, huil ik mijn kussen nat. Om dat ene hondje en om al die andere honden die door de straten en langs de autowegen zwerven. Ze zijn zo vriendelijk en als je maar een woord tegen ze zegt, lopen ze kwispelend achter je aan… Vandaag nog zagen we hoe een groepje kinderen achter een hond aan zat en hem met stenen bekogelde. Ze hebben hier geen idee hoe heerlijk het is om een hond als vriend te hebben.

De volgende dag vertel ik het voorval met de eigenares van de hond aan Argyro. Ze leeft met me mee, maar – behalve meewarig haar hoofd schudden – kan ze natuurlijk ook niets doen.
Het is twee dagen voor we weer naar huis gaan en we besluiten om op de laatste dag van ons verblijf ‘gezellig’ naar Knossos te gaan, om bij een hitte van 42 graden. met honderden andere toeristen de beroemde ruïnes te bezichtigen. Ook op het enorme parkeerterrein voor de bezienswaardigheid lopen scharminkels van zwerfhonden. De opgravingen van de Minoïsche beschaving kunnen mijn belangstelling nauwelijks wekken. Ik loop mezelf alsmaar toe te spreken dat ik me erbij moet neerleggen. Dat hondje is niet te redden. Ik ben in een ander land met een totaal andere cultuur en het stikt hier van de honden die het bar slecht hebben.

Zodra we aan het eind van de middag het appartementencomplex betreden, roept Argyro, me. Man en zonen verdwijnen meteen het zwembad in. ‘Ik heb goed en ik heb slecht nieuws voor je,’ is de boodschap van Argyro. ‘De eigenares van het hondje heeft gebeld. Ze wil hem wel verkopen (Wat?!), maar… ze vraagt er vijfhonderd euro voor. Ze zegt dat het een rashond is.’ Ik weet niet hoe ik het heb. Argyro en ik beginnen tegelijk spontaan te huilen. Ik van geluk. Dit kan toch bijna niet meer slecht aflopen? Zij huilt, legt ze uit, omdat ze zich schaamt voor haar landgenoten. Maar aan die prijs moet toch iets te doen zijn? Met de eigenares van de hond aan de telefoon komt de handelsgeest van Argyro in felle Griekse bewoordingen naar buiten en ze weet de prijs voor de hond tot iets minder dan de helft terug te brengen. We mogen hem de volgende ochtend om tien uur komen ophalen!!

Ik vlieg naar het zwembad om het de boys te vertellen en ze zijn dolblij. Dit had niemand nog verwacht. Ik kan mijn blijdschap niet op, maar besef tegelijkertijd dat de strijd hiermee nog niet gestreden is. Het hondje zal niet zomaar met ons mee naar huis kunnen. Ik had ergens iets gehoord over drie of vier weken quarantaine. Desnoods blijf ik een paar dagen langer om een veilige plek voor hem te zoeken en gaat de rest van de familie vast naar huis, maar hiervoor zal ik toch een oplossing moeten vinden. Op onze laptop vind ik het adres van iemand die zich inzet voor de zwerfhonden van Kreta. ‘Wanneer vertrekken jullie?’ ‘We vliegen morgenavond vanaf Heraklion…’

Uit veiligheidsoverwegingen en om een paar mensen te beschermen laat ik nu een paar details uit het verhaal weg, maar die avond gaan we opnieuw naar een restaurantje. Ditmaal om de komst van onze hond te vieren en eindeloos namen voor hem te bedenken. Einduitslag: hij gaat Boomer heten. We kiezen expres geen romantisch klinkende Griekse naam.

De volgende ochtend zijn we vroeg wakker. Er moeten nog wat spullen voor onze hond worden gekocht. Een hondenriem, een waterbakje, voer en een reisbench, natuurlijk. Als dat allemaal geregeld is, gaan we naar het huis van de hondeneigenares. Opnieuw krijg ik tranen in mijn ogen als ik zie hoe ons nieuwe gezinslid aan een kort dun touwtje – dat strak om zijn nekje zit – aan een bumper van een van de geparkeerde auto’s voor haar deur voor ons is klaargezet.

Terug in het appartementencomplex worden we warm onthaald door ‘de staf’. We moeten allemaal om dat malle hondje lachen: aan een riempje lopen vindt hij raar en gras geeft blijkbaar een vervelend gevoel aan zijn pootjes…

Kreta
Foto: Marianne Miltenburg

Boomer mag van de beheerder van het complex bij ons in het zwembad in de schaduw even bijkomen van zijn reddingsavontuur en het ritje in de huurauto, tot het tijd is om te vertrekken naar de dierenarts die hem zal vaccineren, chippen, en hem helemaal nakijkt. Volgens hem zit er een petit basset griffon vendéen in zijn genen, maar voor ons is het een Griekse Gelukshond. ‘Hij is helemaal gezond, echt een gouden hondje,’ zegt de aardige dierenarts terwijl hij ons Boomers Griekse paspoort overhandigt. We krijgen een kalmeringspil mee die hem tijdens de vliegreis rustig moet houden. De stewardessen van Transavia zijn alleraardigst en stellen alles in het werk om deze onverwachte extra passagier een plekje in het ruim te geven.

Nooit vergeten we het moment op Schiphol, in een bijna lege bagagehal, tegen 00.30 uur ’s nachts, als er een kruier behoedzaam komt aangelopen met een kar waarop een bench staat. ‘Van wie is deze hond?’ roept hij. ‘VAN ONS!!’ roepen we alle vier tegelijk.

Het kleine lichtgekleurde hondje heeft nu goudkleurige haren en is iets groter dan een West Highland white terriër, maar rennen doet hij als een hazewind!

Toen we hem vonden bleek hij vier maanden oud te zijn, dus geboren in april. Dat zeiden zowel de Griekse als de Nederlandse dierenarts. Zijn linkerpoot telt twee tenen te veel, zijn ene oor is kleiner dan het andere; volgens de Nederlandse dierenarts is hij te vroeg bij de moeder weggehaald en heeft hij altijd te weinig en te slecht voedsel gekregen. Het duurde even voor hij het lustte, maar natuurlijk krijgt hij nu supervoer. Boomer heeft aan twee poten ook een zogenaamde Hubertusklauw, een vijfde teen aan de binnenkant van de achterpoot, net boven de voet. Aangezien de nagels aan deze tenen geen functie hebben, kunnen ze in de huid groeien, wat zeer pijnlijk is. We knippen de bewuste nagels geregeld, maar als ik denk aan de zwerfhonden die ongetwijfeld ook dit soort mankementen moeten hebben, en aan de pijnlijke ontstekingen die hiervan een gevolg zijn…

Dit jaar is Boomer alweer 10 jaar bij ons. Hij is kerngezond en nog elke dag genieten we van hem. Hij is dol op rennen in het bos of in het park, maar zijn grootste hobby is speuren: vermiste personen opsporen. Fantastisch, hoe goed hij de gezochte persoon altijd zonder aarzeling weet te weten!  Na een speursessie ziet hij er zo uit:

Kreta
Moe, maar voldaan | Foto: Marianne Miltenburg

Ik sta er maar niet te vaak bij stil hoe de rest van zijn leven op Kreta zou zijn verlopen, maar wat zou ik de Grieken er graag van willen overtuigen hoe leuk je leven met een hond kan zijn…

Sinds we Boomer hebben, ben ik vrijwilliger voor diverse organisaties die zich bezighouden met zwerfdierenkwesties; in veel Zuid-Europese landen en delen van Griekenland zijn er sterilisatieprogramma’s die bijdragen tot minder zwerfdieren. Voorlichting op scholen is ook belangrijk om de zwerfdierenproblematiek aan te pakken. Hoe jonger mensen leren omgaan met dieren, hoe beter.

Bij het schrijven van dit verhaal heb ik eens op Google Maps gekeken naar de plek waar we Boomer vonden. Mijn hart huilde toen ik zag dat er een andere hond achter het hek zit… Maar deze is gered!

Kreta
Deze is gered | Foto: Marianne Miltenburg

Marianne Miltenburg