Zolang de mentaliteit van de dolfijnenslachters in de Faeröer niet verandert, de nationalistische steun van de lokale regering en een aanzienlijk deel van de bevolking blijft bestaan en er onvoorwaardelijke steun, zowel financieel, politiek, politioneel als militair, is van de ‘koloniale’ meesters in Denemarken, is het iedere zomer slechts een kwestie van tijd tot de eerste bloedige slachting plaatsvindt.

griendenslachting
Grienden bij de Faeröer Eilanden |©Erwin Vermeulen

Zomer, omdat hoewel de grind, zoals het bloedbad wordt genoemd, niet seizoensgebonden is, de maanden juli tot september warmere zeewatertemperaturen brengen wat de pijlinktvis, het favoriete maal van de grienden, naar ondieper water lokt. De grienden volgen hun voedsel tot gevaarlijk dichtbij land, juist in het seizoen dat de dagen op deze hogere breedten lang zijn met frequent goed zicht en kalme zee; dagen die veel inwoners van de Faeröer, vooral in de weekenden, veelvuldig op het water doorbrengen om te vissen of zeevogels te vangen.

Zoals altijd schokkend, maar niet verrassend was het dan ook toen op 6 juli de eerste berichten binnensijpelden dat er bij het noordoostelijk eiland Svinoy 100 tot 150 grienden gevonden waren en deze richting het dorp Hvannasund gedreven werden.

Het was niet de eerste keer dit jaar dat er potentiële slachtoffers gespot werden. Op 11 mei vond het marineschip HDMS Triton de eerste dolfijnen van het jaar in Leirvíksfjørdur. De patrouillerende marineschepen vertegenwoordigen slechts één van de vele manieren waarop dolfijnen gevonden kunnen worden. De regelmatige ferry’s tussen de eilanden, de grote Faeröese vissersvloot, lokale recreanten op het water, mensen aan land en zelfs helikopters kunnen de grienden of andere dolfijnen (niet alleen grienden maar ook tuimelaars, bruinvissen en Atlantische gestreepte dolfijnen worden in de Faeröer gedood) vinden. Het melden van grienden is niet alleen een wettelijke verplichting (wat vorig jaar nog enkele cruiseorganisaties deed besluiten de eilanden niet langer op te nemen in hun programma), maar ook lucratief voor de eilandbewoners omdat de eerste melding recht geeft op de grootste gedode griend of het equivalent in skinn (de locale maat die gemiddeld overeenkomt met 72 kilo vlees (38 kg) en blubber 34 kg)). Na de melding word het nieuws snel verspreid, tegenwoordig via mobieltjes, in een proces dat grindabod wordt genoemd en waar vroeger rooksignalen, uitgespreide lakens op heuvels, schreeuwen over fjorden en boodschappers te voet en in roeiboten aan te pas kwamen. Alles wat varen kan, inclusief jet ski’s, rukt uit om de dieren naar land te drijven en de overige geïnteresseerden verzamelen zich op het strand als toeschouwer of als deelnemer met hun haken aan lengtes touw, waarmee de grienden aan hun ademgat binnen het bereik van de messen en lansen worden getrokken. Er vond die meidag echter geen grind plaats.

eerste griendenslachting
Hvannasund | ©Erwin Vermeulen

Op 5 juni werden er grienden verder op zee gevonden; verschillende schepen voeren uit om de groep naar land te drijven, maar de sterke stroming en het gedrag van de grienden verhinderde dit. De grienden doken regelmatig onder en werden uiteindelijk uit het zicht verloren.

Op 6 juli hadden de grienden minder geluk; de originele drie scheepjes groeide snel aan tot een vloot van 16 schepen, die de tot ongeveer 50 dieren geslonken groep onbarmhartig naar Hvannasund dreef. Hvannasund is één van de huidige 23 geautoriseerde slachtbaaien verdeeld langs de kusten van de grootste van de 18 eilanden. De halsstarrigheid van de lokale bevolking en autoriteiten om deze barbaarse praktijk in stand te houden blijkt wel uit het feit dat er een voorstel op tafel ligt om nog eens drie extra baaien aan de lijst toe te voegen: Borðoyavík, Skálabotnur en Kollafjørður.

Op 6 juli eindigden uiteindelijk 43 vermoorde grienden, ongeboren jongen niet meegerekend, uitgestald op een lokaal dok. Na een drijfjacht worden de karkassen vervolgens gemeten en het aantal deelnemers zowel in de boten als op het strand geregistreerd. Vroeger, en nog steeds bij grote vangsten, word de buit verdeeld over de hele bevolking van het district (er zijn er zes) waarin de slachting plaatsvindt. Nu de bevolking echter zo groot is dat er eenvoudigweg niet genoeg grienden zijn, komt het steeds vaker voor, en zo ook op 6 juli, dat alleen de daadwerkelijke deelnemers recht hebben op vlees en blubber.

De gewoonlijke excuses voor de praktijk geuit door de lokale bewoners, hun overheid en de apologisten wereldwijd, zoals gratis lokaal voedsel, traditie, de veronderstelde duurzaamheid, het niet-commerciële karakter en de ‘natuurlijkheid’ zijn niet alleen aanvechtbaar, maar rechtvaardigen op zichzelf helemaal niets; zeker niet het doden van een soeverein, intelligent, sociaal, levend individu.

Door de consumptie van verontreinigd dolfijnenvlees is de eilandengroep het proeflaboratorium geworden voor onderzoek naar bijvoorbeeld permanente mentale schade en lage spermakwaliteit ten gevolge van kwik en andere zware metalen en chemische substanties zoals PCBs, dioxine en een aantal andere.

Er worden natuurlijk allang niet meer voldoende dolfijnen gevangen om de bevolking, in 250 jaar geëxplodeerd van zo’n 5000 rond 1800, de traditionele draagkracht van de eilanden, naar het tienvoudige, waardoor het vlees van grienden een delicatesse is geworden, een snack voor speciale gelegenheden. Het relatief nieuwe argument van lokaal ‘geproduceerd’ voedsel, en dus met een lage CO2 voetprint, is een farce in een archipel waarvan de economie volledig steunt op de export van vis en de import van al het andere voedsel en gebruiksvoorwerpen.
Op deze ‘eilanden van de schapen’, de letterlijke betekenis van ‘Foroyar’, met meer schapen dan mensen, ligt in de supermarktschappen lamsvlees geïmporteerd uit Nieuw Zeeland.

eerste griendenslachting
Griendenvlees in de supermarkt | ©Erwin Vermeulen

Hoe traditioneel is een jacht op dieren gespot vanuit een helikopter of vanaf een ferry, voortgedreven met dieselvoortgestuwde schepen en jet ski’s, gebruikmakend van moderne communicatie- en drijfmiddelen.

De duurzaamheid van de jacht is onbewezen en wordt betwist door ASCOBANS (Agreement on the Conservation of Small Cetaceans in the Baltic, North East Atlantic, Irish and North Seas), de West Europese verdragsorganisatie ter bescherming van migrerende zeezoogdieren.

De geschatte aantallen grienden in de Noord-Atlantische Oceaan zijn mathematische constructies, gebaseerd op 25 jaar oude gegevens afkomstig uit gemankeerde observatiecruises, geproduceerd door een organisatie, NAMMCO, die bestaat uit de walvissen- en zeehondenjagende ‘landen’ Groenland, IJsland, Noorwegen en de Faeröer.

Ondanks de verdeling van het vlees en blubber onder de bevolking, eindigt een gedeelte ervan in het koelvak van supermarkten en op het menu van restaurants; commercie dus. Daarnaast steunt de Faeröer de commerciële jacht op walvissen door de import van dwergvinvisvlees uit Noorwegen.

Een laatste, vaak aangehaald, argument voor de jacht is de ‘natuurlijkheid’ van het geheel, de geclaimde, maar in de moderne welvaartsstaat die Faeröer is, onrealistische band van de lokale bewoners met de zee en het leven daarin en hun geromantiseerde strijd met de elementen. Dat iets natuurlijk is, in de natuur gebeurt, is natuurlijk geen enkele reden om het in de mensenmaatschappij toe te passen, laat staan te promoten. Verkrachting, kindermoord en kannibalisme, om slechts een paar voorbeelden te noemen, komen veelvuldig in de natuur voor. Wij mensen zijn echter zodanig geëvolueerd dat wij een rationeel onderscheid kunnen maken tussen dat wat het algemene welzijn doet toenemen (goed) en zaken die afbreuk doen aan dat welzijn (slecht) en daarop intelligente en medelevende keuzes kunnen baseren.
En dat is nu juist het probleem in de Faeröer. Het eilandnationalisme en de ermee gepaard gaande ‘verslaving’ aan tradities en (voedsel)cultuur om de eigen identiteit te bevestigen en af te zetten tegen ‘kolonisator’ Denemarken en de bemoeizuchtige buitenlanders, staat rationalisme, medeleven en intelligente besluitvorming in de weg.

De grienden en andere dolfijnen die op de stranden van de Faeröer worden afgeslacht behoren niet aan hen toe. De mentaliteit en daden van de slachters in de Faeröer brengen onherstelbare schade toe aan de individuele dolfijnen en hoogstwaarschijnlijk aan het ecosysteem in zijn totaliteit.

Als de Faeröer niet wil luisteren dan zal ze moeten worden gedwongen door de visexport en toeristenindustrie als de twee belangrijkst pijlers onder de Faeröese economie weg te zagen.

Erwin Vermeulen is fotograaf, Hoofd Werktuigkundige bij Sea Shepherd en woont samen met zijn vriendin Susan, een dove kat, een éénogige kat, een kat met één nier, een gepensioneerde speurhond en twee dove en blinde honden.

©PiepVandaag.nl