Op 1 juli begint de lafste vorm van grofwildjacht die denkbaar is: de biggenjacht op wilde zwijnen.

Tijdens de zoogperiode van de dieren gaan jagers erop uit om de pasgeboren biggetjes massaal te schieten. Dit jaar mogen er 5193 zwijnen geschoten worden en jagers komen het makkelijkst aan die aantallen door biggen te schieten.

afschot
Zogende zwijntjes | © Lars Soerink, Vilda natuurfotografen

En omdat toeristen niet graag zien dat jagers met geweren achter biggetjes aanzitten, maakte gedeputeerde Jan Jacob van Dijk (CDA)  het de jagers mogelijk om ’s nachts op pad te gaan. Compleet met restlichtversterkers al dan niet verbonden met infraroodlicht. Verboden volgens de Beneluxovereenkomst, maar staatssecretaris Dijksma bleek bereid alles in het werk te stellen dat internationale verdrag op te rekken ten behoeve van de jagers, zodat behalve op zwijnen, ook ’s nachts gejaagd kan worden op herten en vossen. Met behulp van deze laffe stropersmethode die dieren nog weerlozer maakt tegenover hun met hightech uitgeruste opponenten die de dieren in het donker onder vuur kunnen nemen. Ongezien, ook zonder sociale controle, want burgers hebben immers ’s nachts geen toegang tot het leefgebied van de dieren, vaak met als argument dat de dieren dan moeten ‘rusten’. Dat daarmee kennelijk de laatste rustplaats van de eeuwige jachtvelden bedoeld wordt is een navrant detail.

Zo wordt het dus voor jagers wel heel makkelijk de zwijnenfamilies te decimeren met alle gevolgen van dien. De dieren die zich tot juli regelmatig laten zien, worden schuw als gevolg van het afschot en zijn voor toeristen niet of nauwelijks meer zichtbaar. Doordat de natuurlijke groepshiërarchie en familieverbanden letterlijk aan flarden geschoten worden, beginnen de overblijvende dieren te zwerven, wat kan leiden tot een toename van verkeersproblemen met overstekende zwijnen.

De onlogica van het schieten van grote aantallen zwijnen spreekt alleen al uit het feit dat er kennelijk op geen enkele wijze een oplossing voor enig probleem mee gerealiseerd wordt. Elk jaar weer doet het vermeende “probleem” zich opnieuw voor, en het is er de jagers alles aan gelegen het “probleem” ook niet werkelijk op te lossen, omdat dat het einde van het afschot zou betekenen en jagers hebben er nu eenmaal plezier in om met de mannen (vrouwen houden zich nauwelijks met grofwildjacht bezig, anders dan wat de jagerspropaganda wil doen geloven) ’s nachts in het veld te struinen en daar samen de dieren op de korrel te nemen.

Jagers doen alsof de biggenjacht een vorm van corvee is, waarmee ze hun maatschappelijke ‘nuttigheid’ zouden kunnen bewijzen. Wie gaat er immers anders bij nacht en ontij het veld in en besteedt dure munitie aan het afschieten van de biggen?

Liever zouden de jagers al in april/mei op biggenjacht gaan met goedkopere hagelpatronen in plaats van met de dure zware kogels die in juli nodig zijn. “Ze bin de kogel nie weerd” klaagde een jager over het biggenschieten.

Toch is overduidelijk dat juist de jagers verantwoordelijk zijn voor de aanwas van biggen. Nog steeds gebruiken ze op grote schaal zogenaamd ‘lok- en telvoer’ in zodanige hoeveelheden dat de populatie er door groeit.

Ook kennen de jagers de afspraak dat er zoveel mogelijk mannetjes geschoten moeten worden en zoveel mogelijk vrouwtjes moeten worden gespaard, omdat de vrouwtjes immers de producenten zijn van het kanonnenvlees dat de jagers elk jaar levende schietschijven oplevert en een vette bek na afloop van het nachtelijk vertier met de andere “waidmannen”

Veel jagers kennen zelfs een ‘zeugenpot’waarin een boete gestort moet worden door jagers die teveel vrouwtjesdieren schieten en daarmee de kans op forse aanwas in het volgende jaar onnodig verkleinen. De opbrengst van de zeugenpot wordt bij voorkeur aangewend om Jägermeister te kopen om de oogst te vieren. Bovendien neemt als gevolg van de intensieve zwijnenjacht de  voortplantingsprikkel onder de dieren fors toe. De aanwas  ligt- met dank aan de jagers- inmiddels op 7 biggen per zeug. Ruim drie keer meer dan in de jaren ’90 toen dat dat 2,2 biggen per zeug was.

Zo houden jagers een vermeend probleem in  stand evenals hun eigen vermeende nuttigheid.Als pyromanen die helpen de brand te blussen die ze zelf hebben aangestoken.

Politici van grote partijen als CDA, VVD en ook de PvdA tuinen daar met open ogen in, en geven rücksichtslos afschotvergunningen af aan de jagers met hun prachtige verhalen over hun nog mooiere bedoelingen.

Omdat maar weinig beleidsmakers echt geïnteresseerd lijken in het onderwerp, vindt de besluitvorming plaats in een klein kringetje dat gedomineerd wordt door jagers, boeren en jachtgezinde ambtenaren. Een van de adviseurs van de staatssecretaris, de raadssecretaris van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA), Laurens Hoedemaker werd onlangs benoemd tot directeur van de KNJV.  Nadat de vorige directeur het veld moest ruimen wegens het gebruik van een wettelijk verboden lokfluit tijdens de jacht op ganzen.

De jagers hebben staatssecretaris Dijksma recent weten te overtuigen in afwijking van het verkiezingsprogramma van haar partij de hobbyjacht te blijven toestaan, waarbij ze zich verschuilt achter de aan de provincies gedelegeerde taak om afschotvergunningen te verstrekken.

Het is juist nu belangrijk dat de jagers ontmaskerd worden, zodat triggerhappy bestuurders tijdens de a.s. Provinciale Staten verkiezingen in maar 2015 door de kiezers ontwapend kunnen worden!

Filmpje over de biggenjacht van wildschilder Nico Bulder:

© Niko Koffeman, senator Partij voor de Dieren