Toen ontdekkingsreiziger James Cook in 1773 aan boord van zijn schip de Resolution, Dusky Sound in het zuid Nieuw-Zeelandse Fiordland bereikte, zag hij dat hier veel zeeberen voorkwamen. De mannetjes van deze soort worden tot tweeënhalve meter lang en 200 kilo zwaar. Vrouwtjes zijn een stuk kleiner en lichter. Ze jagen voornamelijk ’s nachts op vis, inktvis en octopussen, maar vangen soms ook pinguïns. De dieren komen voor langs de zuidkust van Australië en rondom het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland en op een aantal van de sub-Antarctische eilanden van beide landen.

zeebeer
Zeebeer | © Erwin Vermeulen

Vrijgezellenkolonies met alleen mannetjes zijn te vinden langs de Cook Strait kust van het Noordereiland en zover noordelijk als Auckland. Deze foto’s zijn genomen op een locatie genaamd Red Rocks, niet ver van de Nieuw-Zeelandse hoofdstad Wellington.

Een aantal van de zeeberen werd door Cook’s bemanning gedood, zodat de opvarenden vers vlees te eten hadden. Het vet van de dieren werd uitgekookt voor lampolie en de huiden werden gebruikt om het scheepstuigage te repareren.

Maori die nabij zeebeerkolonies leven, doodden de dieren voor vlees en blubber, als voedsel en gebruikten huiden voor kleding, maar met deze eerste Europese slachting werd een proces in gang gezet dat bijna eindigde met het uitsterven van de soort.

zeebeer
©Erwin Vermeulen

Minder dan 20 jaar na Cook’s bezoek werd in 1792 een groep van 12 mannen aan wal gezet in Dusky Sound, die in een jaar tijd 4500 huiden verzamelden voor de Chinese markt. Dit was de eerste vestiging van Europeanen in Nieuw-Zeeland.

De slachting van zeeberen in Nieuw-Zeeland startte langzaam. De ploegen uit de Britse koloniën in het Australische New-South-Wales werkten eerst de eilanden en kusten van de Bass Strait af tussen het Australische vaste land en Tasmanië. Daarna trokken ze verder naar het zuiden. De ploegen uit Sydney en Hobart kregen daar gezelschap van Amerikaanse pelsjagers.

Zelfs op de Sub-Antarctische eilanden waren de zeeberen niet veilig. In september 1788 ontdekte William Bligh (ja, die van de muiterij) de rotsen die hij noemde naar zijn schip de HMS Bounty.  In november 1788 vond George Vancouver, kapitein van de HMS Discovery, de Snares. Henry Waterhouse aan boord van de HMS Reliance benoemde de Antipodes in 1800. De walvisjager Ocean onder bevel van kapitein Abraham Bristow bereikte als eerste de Auckland eilanden in augustus 1806 en kapitein Frederick Hasselburgh van de Preserverance ontdekte zowel Macquarie als Campbell Island in 1810. Hasselburgh was daadwerkelijk op zoek naar nieuwe eilanden om te ontdoen van zijn zeebeerbewoners, maar ook de andere ontdekkers werden al snel gevolgd door pelsjagers.

Aan het begin van de 19e eeuw brachten de huiden zowel in China als in Europa goede prijzen op. Vooral omdat de toevoer van huiden van de Noordelijke zeebeer die in de Beringzee leeft stagneerde. Daar waren de dieren in een niets ontziende holocaust door Russische, Canadese en Amerikaanse pelsjagers terug gebracht van 5 miljoen individuen tot zo’n 150.000.

De zeeberen werden vooral afgeslacht op hun voortplantingsplekken door ze met een knuppel op de kop te slaan. De voortplantingstijd valt van november tot januari, vlak nadat de pups zijn geboren. Als voortplantings’stranden’ geven zeeberen de voorkeur aan rotsachtige kusten. Bij de geboorte zijn de jongen zo’n 40 cm lang en wegen minder dan 4 kilo.

De jongen worden zo’n tien tot elf maanden gezoogd. Het vrouwtje paart opnieuw ruim een week nadat haar pup is geboren. Na vier tot zes jaar is een vrouwtje geslachtsrijp. Mannetjes zullen pas na tien tot twaalf jaar in staat zijn territoria op te eisen. De Nieuw-Zeelandse zeebeer migreert niet en brengt ook buiten het paarseizoen tijd door op de voortplantingsplekken, wat ze extra kwetsbaar maakte.

Toen de dieren alsmaar zeldzamer werden en hadden geleerd om mensen te wantrouwen, werden ze soms ook afgeschoten in plaats van geknuppeld. Dieren die zich in grotten verscholen werden aan een geïmproviseerde speer, een mes vastgebonden aan een lange stok, gespietst of, wanneer beschikbaar, aan een walvisharpoen geregen.

Er zijn niet veel officiële rapporten over deze slachting, omdat jagers zoveel mogelijk probeerden om hun ‘stekjes’ geheim te houden. Om een idee te geven over de omvang van de slachting: kapitein John Grono, een scheepsbouwer uit Sydney, maar geboren in Wales, maakte in 1808 een reis naar het Zuidereiland en kwam 6 maanden later terug met 10.000 pelsen. In 1810 leverden 3 reizen hem 35.000 pelsen op. In 1806 vergaarde enkel het schip ‘the Favourite’ 60.000 pelsen…

30 jaar later was deze industrie in elkaar gestort. Ze had zichzelf vernietigd door de mentaliteit van ‘laat-geen-enkel-dier-achter-voor-de-concurrentie’, wat bijna leidde uitroeiing van de soort. Tegen 1820 waren de grote  kolonies allemaal verdwenen. In 1830 daalde het aantal huiden dat in Sydney aan kwam tot 9700 stuks. In 1840 waren dit er nog 470. De industrie werd opgevolgd door een al even destructieve: de walvisvangst. Veel pelsjagers stapten over naar de kust walvisvangst, maar bleven hun oude prooi bejagen buiten het walvisvangstseizoen. Zo strompelde deze industrie de 20e eeuw in. De laatste commerciële jacht in Nieuw-Zeeland vond plaats in 1946.

zeebeer
© Erwin Vermeulen

Nu zijn alle zeezoogdieren in zowel Nieuw-Zeeland als Australië beschermd. Er zijn nu waarschijnlijk weer zo’n 200.000 Nieuw-Zeelandse zeeberen, waarvan de helft in Australië. Hun aantal neemt nog steeds toe.

De grootste bedreiging vormt nu de trawlvisserij en andere visserijvormen. De Royal Forest and Bird Protection Society schat dat tussen 1989 en 1998 meer dan 10.000 zeeberen verdronken zouden kunnen zijn in netten. Zeeberen worden ook afgeschoten door commerciële en ‘plezier’vissers, die de dieren als concurrenten zien die hun visgerij beschadigen. De schaal waarop dit gebeurt is onbekend.

Er zijn verschillende plekken in Nieuw-Zeeland en Australië waar de dieren kunnen worden gezien: Murwai Beach nabij Auckland, Sugarloaf Island, Red Rocks and Turakirae Head in de buurt van Wellington en Cape Palliser (allen op het Noord eiland). Cape Foulwind, Point Elizabeth, Gillespies Beach, Knight’s point, Nugget point, Otago Peninsula, Kaikoura Peninsula, Chau Point op het Zuid eiland en Kangaroo Island in Australië. Maar pas op, ook de verstoring door toeristen kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat moeders hun pups kwijtraken.

Erwin Vermeulen is hoofdwerktuigkundige op een schip, fotograaf, vrijwilliger bij Sea Shepherd en woont samen met zijn vriendin Susan, een dove kat, een eenogige kat, een kat met één nier en een dove en blinde hond.

©PiepVandaag.nl