Als een follow-up van de berichten over de Spiridon II en andere zeetransporten van levende dieren, sprak Animals Today met Dr. Lynn Simpson. Deze Australische veearts maakte 57 van die transporten mee, en weet als geen ander wat er precies gebeurt. Eindredacteur Laura Lancée sprak deze bevlogen voorvechter voor dierenwelzijn digitaal vanuit Australië.

Dr. Lynn Simpson voer tussen 2012 en 2016 57 keer mee op een transportschip vanuit Australië. Zij deed dat als dierenarts in dienst van het Ministerie van Landbouw, met als taak het welzijn van de dieren onderweg te monitoren. Maar wat ze zag was niet best om het voorzichtig uit te drukken. In 2016 rapporteerde ze hoe het er echt aan toe ging, op verzoek van een Dierenwelzijnscommissie die misstanden in kaart wilde brengen. Dat was zo kritisch dat het haar direct ontslag opleverde. Sindsdien gebruikt ze haar unieke insiderkennis om de marketingpraatjes van exporteurs van levende dieren systematisch te ontkrachten en mensen bewust te maken van deze vreselijke handel. Verrassend genoeg is ze hoopvol over het naderende eind van de zeetransporten sector, al wordt die niet primair ingegeven door overwegingen van dierenwelzijn.
Ik denk dat iedereen die de beelden ziet van dieren in zeeschepen zich meteen afvraagt: waarom? Waarom moeten deze dieren levend verscheept worden?
Klopt, vanuit dierenwelzijn is het cruciaal dat dieren die geslacht worden zo dicht mogelijk bij huis blijven, zodat de stress en het leed van een transport zo klein mogelijk blijven. Want vergis je niet, voor de dieren is het transport over zee slechts een deel van de ellende. Het begint al veel eerder. Zo gaan ze vanuit de stal waar ze geboren zijn op transport gezet in een vrachtwagen vol andere dieren. Hun eerste stop is een verzamelpunt waar ze terecht komen in een enorme grote groep soortgenoten die ze niet kennen. Dat levert enorme stress op voor de dieren.
Daarnaast zijn deze verzamelpunten ook een grote bron van ziekten, die de dieren op elkaar overbrengen. In deze staat van opwinding, drukte en stress gaan de dieren weer de vrachtwagen in, om vervolgens aan boord te gaan van een schip. Al die fasen in het transport bouwen de stress op, tot onvoorstelbare niveaus.
De dieren gaan dus al vol stress aan boord. Wat maken ze dan verder nog mee?
Stel je voor. De schepen zien eruit als een parkeergarage met meerdere verdiepingen. Daar staan duizenden dieren op elkaar gepakt op betonnen vloeren en metalen railings waar ze met de bewegingen van het schip tegenaan botsen. Er is loeihard lawaai van de scheepsmotoren. Maar dat valt nog in het niet bij de herrie van de ventilatie, mits die aan staat. Zonder ventilatie, gebeurt ook soms, is ademhaling extreem moeilijk met de verstikkende dampen in het schip. In Australië sterft 90 procent van de dieren voortijdig aan luchtweginfecties, zoals longontsteking. Bedenk dan ook dat de dieren niet zweten, maar hun warmte kwijt raken via hun ademhaling. Op de schepen kan het meer dan 40 graden worden, met een hoge luchtvochtigheid. De verlichting is 24/7 aan, iets dat ook voor mensen erkend is als martelmethode.

Na een week is zo’n schip helemaal volgelopen met uitwerpselen, en staan de dieren constant in een natte laag drab, waardoor huid- en voetproblemen en open wonden ontstaan. Als een dier niet meer op kan staan, kan ze ook niet meer bij het eten en drinken komen, en is ze eigenlijk ten dode opgeschreven.
Wat een oneindige ellende. Is er dan helemaal geen toezicht of regelgeving op deze zeetransporten?
De regels die gelden voor vervoer van levende dieren zijn onvoldoende. In Australië hebben we wel stappen gezet, waardoor export van levende dieren aan voorwaarden van dierenwelzijn in het land van aankomst gebonden is. Ook mogen dieren niet ver worden verscheept. Maar in andere delen van de wereld ligt dat nog anders. In de EU zijn bijvoorbeeld regels voor het dumpen van afval, geregeld in Maritime Pollution (MARPOL) wetgeving, maar het valt of staat met handhaving. Een groot probleem zijn de schepen die ingezet worden; die zijn eigenlijk niet geschikt voor het vervoeren van dieren. Het gaat vaak om oude schepen die niet meer voor andere lading kunnen worden gebruikt.
Hoe ziet u de toekomst voor de sector?
Ik zeg altijd dat de sector zich in de schemer van verval bevindt, daarmee bedoel ik dat het een aflopende zaak is. In de afgelopen twintig jaar is het aantal schepen afgenomen van 390 naar 110, en ze zijn ook kleiner geworden. Dat heeft te maken met toenemend bewustzijn van de wrede omstandigheden, maar ook met de groei van mogelijkheden voor gekoeld transport. Als vlees gekoeld kan worden vervoerd, hoeven de dieren niet voor de slacht te worden vervoerd. Deze trend zal zich voortzetten met de toename van inkoop door supermarkten, die gekoelde inkoop en verkoop kunnen bevorderen. Want de verkoop van vlees via de supermarkt stijgt ook in landen waar dat nu nog niet zo gebruikelijk is, en mensen vooral naar de lokale slager gaan.
Dat is toch best een hoopvolle boodschap. Is er nog iets dat de mensen moeten weten?
Ja, het is misschien goed om te beseffen dat het bij zeetransporten niet alleen om vleeshandel gaat, maar ook om melkvee en transporten voor de fok. Die laatste twee zijn nauw aan elkaar verbonden, want voor melkproductie is het nodig dat er kalfjes geboren worden. Daarvoor worden dus ook levende dieren verscheept. Als je in een land bent waar veel vee wordt geïmporteerd, en je wil niet bijdragen aan deze handel, dan is het goed twee keer na te denken als je een ijsje of bakje yoghurt bestelt.
Met dank aan de Animal Welfare Foundation.
- Lees ook op Animals Today:
©AnimalsToday.nl Laura Lancée




