Nadat ze begin vorige eeuw bijna uitgeroeid waren is de bunzing in Groot-Brittannië eindelijk bezig met een terugkeer. Volgens de BBC is er zelfs sprake van een opvallende groei in de aantallen, en vooral in gebieden waar de dieren al 100 jaar niet meer gezien waren.

bunzing
Bunzing vrouwtje | Foto: Peter Trimming/Wikipedia

De bunzing is de wilde voorvader van de fret, die als huisdier welbekend is. Het zijn leden van de familie der marterachtigen, net als de wezel en de hermelijn. Op het Europese vasteland komt de bunzing nog redelijk veel voor, maar in Groot-Brittannië heeft het dier het zwaar te verduren gehad. Het zou daar zelfs één van de meest bejaagde soorten zijn geweest. Bunzingen werden gehaat door boeren, die ze net als vossen beschouwden als kippendieven en verspreiders van hondsdolheid.

Het onderzoek naar de Britse bunzingen, in het Engels ‘polecats’ geheten, werd gedaan door de Vincent Wildlife Trust, onder leiding van Lizzie Croose:

“Het is echt briljant, een succesverhaal. Dit moeten we vieren; de terugkeer van een inheemse vleesetende diersoort die we bijna helemaal kwijt waren.”

De laatste overlevenden van de massale achtervolging trokken zich een eeuw geleden terug in Wales en delen van Schotland. Inmiddels zijn ze weer waargenomen in Suffolk en Norfolk, en noordelijker in het zuiden van Yorkshire. In de jaren ’80 werd in Cumbria een groep uitgezet en ook daar gaat het goed mee. Het is nu een beschermde diersoort.

bunzing
Het karakteristieke ‘masker’ van een bunzing | Foto: Peter Trimming/Wikimedia

Paren
Natuurlijk zitten er ook wat haken en ogen aan de terugkeer van de bunzing. In Schotland blijken ze vaak te paren met hun tamme familielid de fret, waardoor de populatie bunzingen daar genetisch niet meer zuiver wild is. Ook is een toenemend aantal het slachtoffer van verkeer, of ze komen om het leven door het eten van vergiftigde ratten.

In Nederland komt de bunzing in het hele land voor en wordt beschouwd als niet bedreigd. Het is één van de zeven soorten inheemse marterachtigen. Ze voelen zich thuis in diverse landschappen en voeden zich met kleine en middelgrote vogels en zoogdieren, en soms ook geleedpotigen en fruit. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes, die één keer per jaar een nest krijgen van gemiddeld 5 jongen.

Bron ©PiepVandaag.nl Bart van Riel