Yvonne KroonenbergIn het wilde woud van de Haagse ministeries zocht ik naar de demonstranten van de actiegroep Wilde Dieren de Tent Uit. Ik had beloofd mij bij hen aan te sluiten om staatssecretaris Henk Bleker een petitie aan te bieden tegen het misbruik van circusdieren. Het was maar goed dat er een olifant bij het groepje stond, anders had ik ze nooit gevonden. 

Ze waren maar met zijn vieren, twee demonstranten, een fotograaf en de olifant. In het olifantenpak zat een jonge meid, de fotograaf was haar vader, de woordvoerder was een jonge juriste en dan was er nog een lieve jongeman die heel vaak bij dierendemonstraties is, net als ikzelf. Ik ben altijd degene die er ook was.

Het is het enige wat ik kan doen, aanwezig zijn.

Voor Brooke’s Hospital for Animals was ik bij de intocht van vijf gesponsorde ruiters die een tocht vanuit Gilze naar Delfzijl hadden gemaakt. Voor het Animal Foundation Platform was ik bij de conferentie over zwerfdieren, ik was bij een paar demonstraties tegen mega-stallen. Ik heb met een handjevol mensen voor Bont voor Dieren bij een ministerie gestaan om een eind aan de nertsenfokkerij af te smeken. Dat had nog een piepklein beetje glamour omdat Henny Huisman en Georgina Verbaan er ook stonden. Maar meestal heb ik het gevoel dat ik met vier muizen aan een enorme dooie kat sta te trekken. Piep is dan ook niet slecht gekozen voor de omroep die we hadden willen oprichten en voor de nieuwe internetcommunity.

Toch heeft het zin om door te vechten, want we staan niet alleen. Er zijn heel veel kleine groeperingen die, juist doordat ze geen grote kantoren hebben, geen dure managers en geen personeelsverenigingen, al hun slagkracht inzetten voor de dieren zelf en die hebben wel degelijk een beetje succes.

De nertsenfokkerij is nog niet weg, maar hij staat onder druk dankzij Bont voor Dieren. In de supermarkten liggen steeds meer vegetarische producten. Daar heeft Varkens in Nood zich sterk voor gemaakt. In restaurants word je niet meer vijandig aangekeken als je geen vlees of vis wilt eten. Dat komt doordat steeds meer mensen om een vegetarische schotel vragen.

In veel Nederlandse huishoudens staat lang niet alle dagen vlees op het menu. Consumenten willen geen plofkippen meer eten en geen varkensvlees.

Als ik daar aan denk, durf ik voorzichtig optimistisch te zijn.

Maar ik voel me ook vaak neerslachtig. Als ik naar de bontkragen van onverschillige jongeren kijk, als ik de reclamefolders zie waarin voor de zoveelste keer kip voor nog geen vijf euro per kilo wordt aangeboden.

De neerbuigende glimlach van Henk Bleker zal ik ook niet gauw vergeten. Hij mompelde wat gemeenplaatsen, zei dat hij gek was op het circus, dat paardrijden voor sommige mensen ook een omstreden liefhebberij was.

Soms, als ik de moed dreig te verliezen, denk ik aan de Stichting Melief. Het is een grote boerderij, net over de grens van Duitsland, waar ze dieren opvangen die niemand meer wil, honden en hondjes die niet zindelijk zijn, overtollige katten, geiten, varkens, hanen en zwanen en zelfs een hert.

Melief spaart dakpan voor dakpan om de stal waar de katten en  de kippen  verblijven te repareren. Bij Melief hebben ze geduld.

Ik ben er op bezoek geweest omdat ik beschermvrouw ben van hun varkens. Wat mij daar vooral zo ontroerde is, dat ze die enorme boerderij met al dat werk en al die dieren met zijn tweeën beheren, twee jonge mannen, die een carrière hadden kunnen hebben. Er zijn een paar vrijwilligers die dagelijks komen helpen. Maar hoofdzakelijk doen die twee jongens het samen.

Als zij de moed er in houden doe ik het ook.

Wij dierenvoorvechters zijn misschien niet groot en machtig, maar we zijn onverzettelijk en in ons hart brandt een vlam die niet zal doven.

Yvonne Kroonenberg