Karen SoetersDeze week start in de Eerste Kamer de behandeling van de wet die het onverdoofd slachten van dieren verbiedt. VVD en CDA hebben nuttig voorwerk gedaan met hun wettelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding. Religieuze vrijheden kunnen niet naar willekeur ingeperkt worden, VVD en CDA gaan dubbelhartig om met het feit dat de boerka en de nikaab verboden worden maar het onverdoofd slachten gedoogd wordt door dezelfde partijen.

Per 1 januari wordt het dragen van gezichtsbedekkende kleding verboden. De Nederlandse samenleving en de ‘waarden waarop deze berust’ moeten in Nederland centraal blijven staan. Behalve het verbod op gezichtsbedekkende kleding, moet uithuwelijken ook strafbaar worden, zo zei minister Donner, die daarmee aangaf dat er kennelijk gronden zijn religieuze vrijheden te beperken.

In 2007 diende VVD Kamerlid Kamp een wetsvoorstel in om gezichtsbedekkende kleding te verbieden. Hij schreef toen: “Uiteraard kan een dergelijk verbod ook beperkingen opleveren voor het gebruik van kledingstukken waarvan het dragen door sommigen als een religieuze plicht wordt ervaren. De noodzaak om de maatschappelijke veiligheid door middel van een algemeen verbod te verzekeren dient echter zwaarder te wegen dan deze als religieus ervaren manifestaties. Eén van de fundamenten van de democratische rechtstaat wordt immers gevormd door de scheiding van kerk en staat, die als uitgangspunt heeft dat niemand zich op grond van zijn religieuze opvattingen aan de gelding van algemene wettelijke voorschriften kan onttrekken.”

Over de problematiek van gezichtsbedekkende kleding en identificatieplicht had Mr. G.J. Wiarda op verzoek van het kabinet in 1987 een notitie opgesteld waarin hij aangaf dat er sprake was van een ‘pressing social need’ waar het ging om gezichtsbedekkende kleding, zodat er in lijn met art. 8 van het EVRM slechts sprake zou kunnen zijn van een ‘beperkte identificatieplicht’.

VVD Kamerlid Kamp gaf echter in 2007 in zijn memorie van toelichting aan: Hoewel regulering van het dragen van gezichtsbedekkende kleding ten tijde van het opstellen van het advies door Wiarda nog geen ‘pressing social need’ was, is het dat inmiddels wel geworden, vanwege de maatschappelijke onrust die door dit verschijnsel wordt gegenereerd.” En ten aanzien van art. 9 van het EVRM: “Nu het verbod een algemeen, objectief en neutraal karakter heeft en zich dan ook niet specifiek richt tegen gezichtsbedekkende kleding gedragen uit religieuze inspiratie of motivatie en er ook niet toe strekt om leden van één bepaalde religieuze groepering in hun godsdienstvrijheid te beperken, kan dit de toets van artikel 9 ruimschoots doorstaan. In het arrest Refah Partisi heeft het Europese Hof te kennen gegeven dat de staat in een democratische samenleving het recht heeft om de vrijheid om een godsdienst te manifesteren, bij voorbeeld door middel van het dragen van een islamitische hoofddoek, aan banden te leggen, als de uitoefening van dat recht botst met de noodzaak om de openbare orde of openbare veiligheid alsmede de rechten en vrijheden van anderen te beschermen.”

Ook in het wetsvoorstel van Thieme dat het onverdoofd slachten verbiedt, wordt analoog aan de overwegingen van Donner en Kamp gesteld dat het opheffen van de uitzonderingsbepaling niet in strijd is met artikel 6 van de grondwet, omdat daarin wordt gesteld dat ieder het recht heeft zijn godsdienst te belijden, «behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet». Volgens de wet is het onverdoofd slachten van dieren verboden en maken islamieten en joden gebruik van een uitzonderingsbepaling op de wet.

Het opheffen van deze uitzonderingsbepaling is mogelijk zonder de vrijheid van godsdienst aan te tasten. Verscheidene vormen van omkeerbare bedwelming in de rituele slacht worden momenteel al op grote schaal toegepast, zowel in Nederland als in andere Europese lidstaten en Nieuw-Zeeland. Het feit dat bijvoorbeeld conservatieve joden zoals in de Rabbinical Assembly van mening zijn dat binnen de joodse traditie verdoofd kan worden geslacht, waar orthodoxe joden daar anders over denken en dat veel halal slachterijen zich inmiddels bedienen van bedwelming voorafgaand aan de slacht, waar andere islamitische geestelijken van mening zijn dat onbedwelmd slachten een religieuze plicht zou zijn, pleit ervoor dat de overheid zich verre moet houden van dergelijke religieuze interpretaties en algemeen geldende regels moet hanteren.

Zoals VVD’er Kamp stelde : “Eén van de fundamenten van de democratische rechtstaat wordt immers gevormd door de scheiding van kerk en staat, die als uitgangspunt heeft dat niemand zich op grond van zijn religieuze opvattingen aan de gelding van algemene wettelijke voorschriften kan onttrekken.” Het moet voor een dier in Nederland niet uitmaken welk geloof zijn slachter heeft, merkte D66 Kamerlid van Veldhoven terecht op. De algemene regel dat verdoofd slachten het uitgangspunt vormt binnen de Nederlandse wet, moet zonder discriminatie of uitzonderingen worden toegepast.

Het kan en mag niet zo zijn dat een christelijke of atheïstische  slachter die onbedwelmd slacht strafbaar is, terwijl een islamitische of Israëlitische slachter gelegitimeerd zou zijn voor dezelfde slachtmethode waarvan onafhankelijke wetenschappers en de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde hebben vastgesteld dat die onnodig en ernstig dierenleed veroorzaakt.

Het zou van grote minachting voor de omgang met dieren en voor de rechtsgelijkheid tussen mensen getuigen wanneer CDA en VVD met verschillende maten willen meten bij het inperken van religieuze vrijheden.

Teken de petitie Laat verbod onverdoofd slachten niet sneuvelen in de eerste Kamer

Karen Soeters, directeur Nicolaas G. Pierson Foundation