Lenie 't HartPiepVandaag heeft me gevraagd om mee te werken.

Daar ben ik heel blij mee. Het voelt als een grote eer.

Mijn leven heeft altijd in het teken gestaan van dieren; ik heb er voor gevochten, ik heb er voor gezorgd, maar ik kan er vooral heel erg van genieten. Als kind zat ik al vaak bij de sloot of “struunde ik achter diek”, zoals we in Groningen zeggen. Ik was dan uren bezig met stekelbaarsjes vangen in een schepnetje, of alikruiken (kinkhoorns) zoeken. Ik maakte als klein meisje ruzie met hele grote jongens die lachend kikkers doodgooiden. Dan moest ik wel mijn grote broers erbij roepen, anders had ik vast en zeker het onderspit gedolven.

Toen ik op de HBS zat ging ik bij de NJN, waar vrijheid hoog in het vaandel stond. Ik vond het geweldig dat ons werd duidelijk gemaakt dat je zelf verantwoordelijk was voor je daden en voor je omgeving. Als je iets niet goed vond of het ergens niet mee eens was, werd van je verwacht dat je daar zelf actie in ondernam en niet iemand anders de schuld gaf. Zelfstandigheid en onafhankelijkheid; het zijn sleutelwoorden uit mijn jeugd en ze spelen nog altijd een hele grote rol in mijn leven.

Er is nog iets wat ik van thuis heb meegekregen: het vermogen om van niets toch iets te maken.

Nou dat heb ik dan ook gedaan met de Zeehondencrèche.

René Wentzel woonde met zijn gezin in Uithuizen, waar hij gemeentesecretaris was. Hij was een echt natuurmens en hij vond dat je een dier in nood moest helpen. Het was zo iemand waar iedereen een zielig dier naar toe bracht, wat dan liefdevol werd opgenomen en verzorgd.

Hij had een vogelopvang in zijn tuin. Op een dag kwam zijn dochter Quirien van school met een jonge zeehond die door een boerenjongen bij de dijk was gevonden. “Och,” zei Quirien, “Mijn ouders kunnen alles grootbrengen.” En zo begon de zeehondenopvang in de tijd dat er nog jacht op zeehonden was. Het unieke van René Wentzels aanpak was, dat hij alle opgevangen zeehonden weer vrij liet. Zijn filosofie was dat er geen dieren in gevangenschap hoorden. Zijn filosofie was ook mijn filosofie.

Ik kende René door de vogels die ik vaak bij hem bracht. Op een dag, kort nadat zijn vrouw was overleden, vertelde hij me dat hij het werk voor de dieren eigenlijk niet meer aan kon. “Wil jij me helpen met de zeehonden?” vroeg hij. Dat vond ik een prima idee. “Maar wel in mijn eigen tuin”, zei ik. Want mijn zoon Pieter was toen vier jaar en op deze manier kon ik mooi een oogje op hem houden tijdens het werk voor de zeehonden.

“Alleen in de zomer komen er zeehonden; verder ben je altijd vrij,” had René Wentzel nog gezegd. Maar in december kreeg ik een telefoontje uit het Lauwerszee gebied dat net was  ingepolderd. Mannen van Rijkswaterstaat hadden een zeehond gevonden. En ik had nog helemaal niets klaar!

Maar dan begint het “van niets iets” verhaal, waarmee de Zeehondencrèche tenslotte groot is geworden: laat nooit jouw probleem het probleem zijn van de mensen die jouw hulp vragen voor de zeehonden. Ik ging in mijn rode eend op weg naar Lauwersoog om de zeehond op te halen. Daar stonden allemaal stoere mannen; grote brede kerels. Ze brachten me bij hun busje, deden de schuifdeur open en zeiden op z’n Gronings: “Doar ligt he”. En ik, die nog nooit een zeehond had vastgepakt liet me niet kennen. Ik sloeg het dier onder de arm en legde hem achter in mijn eend. Geloof het of niet, maar de zeehond – die al een half jaar oud was – heeft me niet gebeten. Zoon Pieter in zijn kinderzitje op de achterbank, de zeehond dáár weer achter, zo begon mijn eerste reis met een zeehond. Op dat moment had ik geen idee dat er nog duizenden zouden volgen.

De eerste zeehond – het was een mannetje dat ik Loeskus noemde, naar mijn nichtje Loeska – kwam eerst thuis in de badkamer en wat later in een wasteil die ik ingroef in de tuin.

Vanaf die dag stond het leven van Pieter en van mij in het teken van de zeehond.

Lenie

Zeehondencrèche Pieterburen

Karen is op bezoek geweest bij Lenie, lees hier meer daarover.