In het Internationaal Gerechtshof in Den Haag vond vandaag, woensdag 26 juni 2013, de eerste zitting plaats in het proces dat Australië heeft aangespannen tegen Japan inzake de jaarlijkse walvisjacht.

Internationaal Gerechtshof
Internationaal Gerechtshof | Foto: Geert Vons

Japan geeft zichzelf ieder jaar een vergunning om onder het mom van wetenschappelijk onderzoek jaarlijks ruim 1.000 walvissen te mogen doden. Hiermee handelt Japan niet overeenkomstig een aantal door de IWC (International Whaling Commision) gestelde voorwaarden en daarom vindt Australië dan ook dat Japan het zogenaamde wetenschappelijke walvisvangst programma, JARPA II, moet stoppen.

Vandaag was het aan Australië om te openen en argumenten en feiten op tafel te leggen. Ik was gewaarschuwd dat het bijwonen van een rechtszaak heel saai en langdradig zou kunnen zijn, Daarvan was gelukkig absoluut geen sprake. Australië wist een aantal essentiële punten in deze gevoelig liggende kwestie wel heel duidelijk uiteen te zetten.

Kernpunten van vandaag waren de vragen in hoeverre de Japanse walvisjacht daadwerkelijk te maken heeft met wetenschappelijk onderzoek, en of de door de Japanse overheid zelf afgegeven vergunningen om onder het mom van wetenschappelijk onderzoek grote aantallen walvissen te mogen doden wel in overeenstemming zijn met de voorwaarden zoals die door de IWC zijn gesteld.

Om een kort en bondig antwoord te geven, nee, dit blijkt volgens Australië absoluut niet het geval te zijn. Al vrij snel werd de toon gezet met de opmerking dat het doden van het onderwerp van onderzoek niet de eerste optie zou moeten zijn.

Artikel 8 van het uit 1946 daterende International Convention on the Regulation of Whaling van de IWC kreeg enorm veel aandacht en lijkt de kern van het twistpunt te vormen.

Binnen het IWC mogen landen op basis van goed vertrouwen in speciale gevallen een special permit (specifieke vergunning) afgeven om in het kader van wetenschappelijk onderzoek een beperkt aantal (en dus niet een ongelimiteerd aantal) walvissen te doden indien dit daadwerkelijk bijdraagt tot een beter inzicht en behoud van walvissoorten in het algemeen.

Daar gaat het al meteen fout. Hoe special is een special permit wanneer deze vergunning jaar in jaar uit wordt afgegeven voor een ogenschijnlijk onbeperkt aantal te doden walvissen? De enige beperking lijkt te worden gevormd door de vriescapaciteit van het fabrieksschip van de Japanse walvisvaardersvloot.

Hoe zit het verder met het feit dat Japan niet voldoet aan de voorwaarden van de IWC om vooraf een duidelijke opgaaf van reden voor een af te geven vergunning, ter goedkeuring voor te leggen aan het wetenschappelijk comité van de IWC? Het zal geen verbazing oproepen dat het wetenschappelijk comité van de IWC zich herhaaldelijk zeer kritisch heeft uitgelaten over het beleid en gedrag van Japan aangaande wetenschappelijk walvisonderzoek .

Japan is hier nooit echt open in geweest en claimt dat zij hierover aan niemand verantwoording hoeft af te leggen. Het IWC heeft Japan herhaaldelijk aangesproken op deze houding en vriendelijk verzocht haar beleid aan te passen aan de IWC voorwaarden. Tevergeefs. Hoe kunnen internationale verdragen en afspraken een kans van slagen hebben zonder een goede basis van wederzijds vertrouwen?

Gemaakte afspraken binnen het IWC gelden bindend te zijn, maar Japan trekt zich daar niets van aan, en ondermijnt de autoriteit van de IWC.

JARPA II onderzoekers hebben nog nooit blijk gegeven met andere (zowel Japanse als niet-Japanse) wetenschappers te willen samenwerken en hebben meerdere verzoeken hiertoe, met gebruikmaking van niet-dodelijke onderzoeksmethoden, afgewezen.

De doelstellingen van het zogenaamde wetenschappelijke JARPA II onderzoek zijn zeer vaag en onduidelijk. Zo kun je je bijvoorbeeld afvagen of je de resultaten van het onderzoek naar bijvoorbeeld gedrag en migratie niet beïnvloed wanneer je ieder jaar zo’n 1000 exemplaren van je onderwerp van onderzoek meent te moeten doden. Wat te denken van het feit dat de onderzoeksgebieden van JARPA II zo goed als samenvallen met de gebieden waar, voordat het moratorium van kracht was, commercieel op walvissen werd gejaagd?

Dan is er ook nog eens geen einddatum voor het JARPA II onderzoek gesteld. Iets wat voor degelijk wetenschappelijk onderzoek absoluut niet gebruikelijk is.

Internationale wetenschappers zijn niet in de gelegenheid gesteld hun commentaar te geven op het eerste JARPA onderzoek. Na beëindiging van dit eerste onderzoek werd in 2005 meteen gestart met JARPA II, en zonder opgaaf van reden werden de quota van aantallen te doden walvissen zo goed als verdubbeld.

Het Japanse onderzoek voldoet niet aan international geldende minimale eisen van degelijk onderzoek en draagt in geen enkele mate bij aan een beter inzicht in behoud van gezonde walvispopulaties. Volgen de voorwaarden van de IWC mag alleen in hoge uitzondering en in geval van absolute noodzaak gebruik worden gemaakt van ‘dodelijk onderzoek’.

Japan is verantwoordelijk voor 95% van al het ‘dodelijk onderzoek’ wereldwijd.

Het doden is een voorwaarde geworden, en de quota moeten gehaald worden; JARPA II heeft niets te maken met wetenschappelijk onderzoek.

Vandaag werd op basis van concrete feiten en uitspraken heel duidelijk dat Japan een wel zeer eigen interpretatie heeft van met name Artikel 8 van het uit 1946 daterende International Convention on the Regulation of Whaling van de IWC.

Ben benieuwd hoe het Internationaal Gerechtshof hierover denkt.

Internationaal Gerechtshof
Zitting Internationaal Gerechtshof | Geert Vons

©PiepVandaag.nl Geert Vons, directeur Sea Shepherd Nederland